De tweede alinea van dit artikel maakt de nakeuring mogelijk,
vroeger gebaseerd op artikel 4. Er zijn echter aanzienlijke ver
schillen. In de eerste plaats wordt de fundamentele betekenis van
artikel 4 verloochend. Hiermede is immers een element in de wet
gebracht, dat de staatscommissie noch de regering destijds heb
ben gewild, aangezien zij het toezicht uitsluitend als rijkszaak
wensten te zien. Bij wijze van tegemoetkoming aan de bezwaren
van de protestants-christelijke groepen in de Kamer, die de auto
nomie der gemeente op het stuk van bemoeienis met de film en
bioscoop niet door een rijksinstantie wilden zien aangetast, heeft
de gemeentelijke nakeuring ten slotte een wettelijke basis ge
kregen in artikel 4. Het is echter merkwaardig, dat de protestants-
christelijke vertegenwoordigingen in de gemeenten nagenoeg
nimmer van de mogelijkheden, welke artikel 4 hun bood, gebruik
hebben gemaakt. De katholieke gemeenten daarentegen voor
namelijk in Brabant en Limburg pasten het geleidelijk toe, niet
zozeer uit motieven van gemeentelijke autonomie als wel om con
fessionele redenen. De betrokken gemeenten verenigden zich hier
toe en de respectieve colleges van Burgemeester en Wethou
ders delegeerden de hun bijn raadsverordening tot nakeuring ge
geven bevoegdheid aan het centraal keuringsorgaan der ver
eniging
Deze situatie, die dus veeleer confessionele betekenis heeft in
stede van gemeentelijke autonome, wordt in artikel 15 gesanction-
neerd. Met dien verstande echter, dat de nakeuring het coupure-
recht wordt verleend en dat zij de leeftijdsgrenzen kan uitbreiden.
Door artikel 4 was de vrijwilligheid van de onder-toezicht-
stelling voor de nakeuring van instellingen en verenigingen als
bedoeld in artikel 20 illusoir gemaakt. In de nieuwe wet is dit
eveneens het geval, nochtans hebben deze verenigingen een
plaatsje gekregen in artikel 15.
Verder bevat het ontwerp de mogelijkheid tot repressief in
grijpen van de keuring, schorsingsbevoegdheden van de voor
zitter der keuring, geschiktheidskeuring voor kinderen, een mo
gelijkheid van sluiting bij nationale hoogtijdagen ondanks dat dit
door een initiatief van het bedrijf tot traditie is geworden, en
vergaande bevoegdheden van de Minister.
Het ontwerp heeft niet bepaald een gunstig onthaal gekregen.
Begrijpelijkerwijs heeft het Hoofdbestuur een groot aantal be
zwaren aangevoerd en deze in persoonlijke besprekingen ter
kennis gebracht van de Kamerfracties.
Bij de jaarwisseling was men nog niet tot het afdelingsonder-
zoek van de Kamer gevorderd.
32