MOEILIJKHEDEN MET BUMA
- - - 33
JN de loop van 1947 heeft het Bureau voor muziekauteursrecht
Buma het sedert 1934 tussen dit Bureau en een aantal bioscoop
bedrijven gevoerde proces hervat met een reeks van procedures in
kort geding, waarbij Buma vorderde onrechtmatigverklaring van de
vertoning van de betrokken films, bevel om te verhinderen het in de
films ten gehore brengen van werken behorende tot Buma's reper
toire, waarvoor haar toestemming nodig is, en betaling van een
dwangsom per voorstelling.
Van de beslissingen in de zaken tegen Chicago en Rembrandt
Theater te Eindhoven, welke een toewijzing inhielden met een
dwangsom per voorstelling en uitvoerbaarverklaring bij voorraad
werd beroep ingesteld bij het Hof te 's-Hertogenbosch, dat de
betreffende vonnissen bij arrest van 15 Juni 1948 bevestigde. Hier
tegen werd cassatie aangetekend bij de Hoge Raad en na de plei
dooien op 21 Januari 1949 wees ons hoogste rechtscollege
arrest op 25 Maart d.a.v., waarbij het onder andere uitsprak, dat
auteursrecht op de filmmuziek afzonderlijk blijft bestaan, ondanks
het feit dat zij in de film is opgenomen, en dat, indien de componist
met het recht tot opname in de film ook niet het volledig uitvoerings-
recht heeft overgedragen, hij bij de uitvoering van deze muziek door
de vertoning van de film recht heeft op vergoeding voor het uitvoe-
ringsauteursrecht. Met deze uitspraak was de kwestie voor het
Hoofdbestuur in een acuut stadium gekomen. Het verloop der proce
dure had het Hoofdbestuur aanleiding gegeven opnieuw in overleg
te treden met Buma, ten einde zo mogelijk tot een accoord te
geraken.
Reeds op 15 Februari heeft het Hoofdbestuur tijdens een onder
houd, dat ten burele van Buma plaats vond, aangeboden met ingang
van 1 Januari 1949 over het repertoire van Buma jaarlijks en even
tueel in termijnen te betalen of te doen betalen een tarief overeen
komende met dat, wat door de bioscoop-exploitanten in het land van
productie wordt betaald voor de muziek in de film aan de betrokken
muziekauteur respectievelijk diens rechtverkrijgende. Het Hoofd
bestuur heeft daarbij de diensten van het administratief apparaat
van de Bond aangeboden, zulks uiteraard onder controle van Buma,
ter vergemakkelijking van de uitvoering der betaling. Buma weigerde
dit aanbod en eiste daarentegen een tarief van 2 c/f van de netto
recettes van het bioscoopbedrijf, daarbij pretenderende, dat de
muziek van alle in Nederland geïmporteerde en te importeren films
tot haar repertoire behoort. Het enorme verschil van deze heffing
met die in de productielanden verklaarde zij verantwoord uit hoofde
van de aan haar, ingevolge artikel 30a der Auteurswet 1912 bij uit
sluiting van elk ander, verleende ministeriële toestemming.