van deze 63 seconden door de producent aan de auteursrechthouder reeds een bedrag van 750,werd betaald waarvoor Buma nu nog eens een betaling van \}/2 van de netto-recettes eiste moest worden gevreesd, dat door deze en nog vele te volgen acties, welke slechts ten doel hadden een cumulatie van dwangsommen, de orde in het film- en bioscoopbedrijf ernstig zou kunnen worden ver stoord. Immers nu Buma niet aan het bedrijf haar repertoire wenste mede te delen en de rechter de betrokken eis inwilligde, was de consequentie dat men door de vertoning van iedere film, waarvan men te voren nimmer kon weten of zij muziek bevatte die tot het repertoire van Buma behoort, het risico loopt een dwangsom van 10.000.per voorstelling te betalen zonder dat het mogelijk is om voordien betaling te verrichten voor de betrokken auteursrechter- lijke muziek. Het Hoofdbestuur meende, dat het niet juist moest worden ge acht, dat .aangezien het bedrijf zich schriftelijk bereid had verklaard tot betaling over alles wat tot Buma's repertoire behoorde, Buma, krachtens haar concessionnering door de Overheid, door middel van een reeks van voor het bedrijf desastreuze acties eenzijdig een buiten verhouding staand tarief poogde vast te stellen, hetwelk daarenbo ven aangezien het hier uitsluitend buitenlandse auteurs betreft niet onaanzienlijke eisen zou stellen aan de deviezenpositie. Het Hoofdbestuur stelde daarom de autoriteiten in Den Haag in kennis van de moeilijkheden met het verzoek het daarheen te willen leiden, dat enerzijds voorkomen zou worden, dat door de eenzijdige acties van Buma voortdurend onrust werd veroorzaakt bij het ver tonen van films en anderzijds werd bevorderd, dat Buma ofwel zich bereid zou verklaren zich aan een scheidsrechterlijke uitspraak te onderwerpen ofwel zich zou richten naar het advies van een boven de partijen staande autoriteit, in welk geval het bedrijf zich bereid verklaarde zich aan de betreffende uitspraken te onder werpen. Het voorstel van het Hoofdbestuur tot arbitrage over de hoogte van het te betalen tarief d.d. 14 Mei werd door Buma afgewezen bij haar schrijven d.d. 15 Juni. Buma dreigde tot inning van dwangsommen te zullen overgaan, indien niet op korte termijn aan haar eisen zou worden voldaan. Tegen het einde van het jaar begon Buma op een aantal plaatsen in het Zuiden van het land de voorstellingen te verstoren door beslaglegging op de recettes bij de aanvang der voorstellingen en verder door beslagen op de apparatuur, de inventaris, de gebouwen en de huisraad van de ondernemers .Executoriale verkopingen dreig den, indien niet aan het bevel tot betaling binnen de kortst mogelijke termijn zou zijn voldaan. Deze beslagleggingen geschiedden ondanks dat van de zijde van de betrokken exploitanten een aanbod tot betaling van een redelijk tarief over het repertoire van Buma was gedaan. Voorts hebben de 35

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 36