40 twee niet-leden van de Bond, weshalve zich geen geschil voordeed in de zin van Artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement en de Raad zich onbevoegd moest verklaren van het beroep kennis te nemen. Het tweede geval deed zich voor bij een geschil tussen twee leden-filmverhuurders in zake een vordering, welke het ene lid krachtens cessie door een buitenlandse productiemaatschappij van zijn vordering op het andere lid, had verkregen. De Commissie van Geschillen had de vordering tot een bepaald bedrag toegewezen. Het geschil was echter ontstaan tussen een lid en een niet-lid, i.c. een buitenlandse productie-maatschappij, en Kon toen niet via de Bondsarbitrage geldend worden gemaakt, aangezien er geen spra ke was van een geschil als bedoeld in artikel I van het Arbitrage Bondsreglement. De Raad bleek bij zijn onderzoek, dat de cessie blijkbaar had plaats gevonden, teneinde de vordering door tussen komst van de Bondsarbitrage te kunnen geldend maken. De Raad overwoog nu, dat door de cessie van een vordering de competentie van de rechter nog niet wordt geregeld, weshalve de Bondsarbi trage door het feit van de cessie niet bevoegd kon worden kennis te nemen van dit geschil, hetwelk oorspronkelijk de rechter compe- teerde. Op grond hiervan verklaarde de Raad van Beroep zich on bevoegd van het beroep kennis te nemen. Op 24 April bestond de Raad van Beroep 25 jaar. Dit feit is op uiterst sobere wijze herdacht door een speech van de Bondsdirecteur bij gelegenheid van de samenstelling van de Kamers op 16 Mei, ten overstaan van het Hoofdbestuur. Uitvoerig is toen de betekenis van de arbitrage en van de Raad van Beroep in het bijzonder - voor de Bond als geheel gedurende de afgelopen 25 jaar geschetst en is hulde gebracht aan allen, die in de loop van de jaren zich door hun arbiterschap grote verdiensten voor de organisatie hebben verworven.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 42