LEDENRAAD TN 1949 werden er drie vergaderingen van de Ledenraad gehou den, waarvan de eerste plaats vond op 29 Maart. Deze ver gadering was in hoofdzaak gewijd aan de behandeling van drie hoger beroepen ingesteld tegen beslissingen van het Hoofdbe stuur, waarbij afwijzend was beslist resp. op een aanvrage tot het verkrijgen van toestemming om de exploitatie van een film verhuurkantoor uit handen van een individueel lid over te brengen naar een naamloze vennootschap, op een aanvrage tot het ver krijgen van toestemming voor het voortzetten van de exploitatie ener bioscoop-A en op een aanvrage tot het verkrijgen van toe stemming voor de exploitatie ener bioscoop-B. De drie beslissingen an het Hoofdbestuur werden bevestigd. De tweede der boven bedoelde beroepszaken betrof een permanente bioscoop, waarvan de eigenaar geweigerd had een nieuw huurcontract met het lid- exploitant aan te gaan en ook niet bereid was mee te werken aan een arbitrale beslissing als omschreven in artikel 11 van het Algemeen Bedrijfsreglement. Ook de agenda van de tweede vergadering van de Ledenraad, gehouden op 28 Juni, was hoofdzakelijk gevuld met hoger be roep-zaken. Er was beroep ingesteld tegen een beslissing van het Hoofdbestuur, waarbij aan een der leden toestemming was ge weigerd tot het in exploitatie nemen van een permanente bio scoop-A, die voordien door een ander lid was geëxploiteerd. Het huurcontract was geëxpireerd; het eerstgenoemde lid, aan wie het theater toebehoort, was niet bereid het huurcontract met het andere lid te verlengen en de arbitrage-commissie, aan wie de zaak overeenkomstig artikel 11 van het Algemeen Bedrijfsregle ment was voorgelegd, had uitgemaakt, dat de vroegere huurder geen aanspraken meer op het theater kon laten gelden. Deson danks had het Hoofdbestuur aan het lid-eigenaar de toestemming geweigerd, voornamelijk omdat de normale en gezonde concur- rentie-verhoudingen in het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf zouden worden geschaad, wanneer het lid-eigenaar, dat met enige andere leden een belangengemeenschap was aangegaan, de desbetreffende bioscoop in exploitatie zou nemen. Deze beslis sing is door de Ledenraad bevestigd. (Vermeld moet nog worden, dat het Hoofdbestuur later, nadat de aanvrage op andere grond slag was ingediend en aanvrager daarbij zekere beperkingen had aanvaard, de toestemming alsnog heeft verleend). Het in dezelfde vergadering behandelde tweede beroep had betrekking op een door het Hoofdbestuur genomen beslissing, waarbij een door een lid gevraagde inschrijving van een permanente bioscoop in het Bedrijfsregister was geweigerd. De aanvrager had vroeger in eenzelfde gebouw twee bioscopen geëxploiteerd. 78 V

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 83