AFDELING AMSTERDAM 92 /^ONFORM artikel 12 van het Uniform Reglement der Plaatselijke en Provinciale Afdelingen van Exploitanten, wondt hier verslag uitgebracht over de werkzaamheden onzer Afdeling in het afgelopen jaar. Dit jaar is er voor onze Afdeling een geweest van opgewekt organisatorisch leven, waarbij door het Bestuur zij het dat zulks niet altijd naar buiten bleek een grote activiteit werd ontplooid. De voornaamste kwestie welke het doen en laten van onze Afdeling beheerste, was die der vermiakelijkheidsbelasting. De activiteit van het Bestuur cp dit punt sproot, behalve uit behoefte om tot een dragelijk belastingpercentage te komen, in hoofdzaak voort uit de verontwaardiging die in onze kringen heerst over het feit, dat voor het amusementsleven in het algemeen, de belasting werd teruggebracht tot 20 met uitzondering van het bioscoop bedrijf. Deze differentiatie is door ons als een discriminatie gevoeld. In de boezem van het Bestuur werden dientengevolge diverse plannen besproken om tot een actie tegen zulk een onbillijke behandeling over te gaan. Vooralsnog leek het het Bestuur juister zich in verbinding te stellen met Burgemeester en Wethouders in stede van een grote actie te ontplooien, ten einde langs minnelijke weg ens recht te verkrijgen een weg die weliswaar omslachtiger en langer is dan die van een grootscheepse actie, welke meer tot bet publiek zou spreken en ook tot onze leden, doch welke het nadeel zou hebben dat aan het plaatselijk bioscoopleven tijdelijk een grote schade zou worden toegebracht. Alvorens het zo ver te laten komen heeft het Bestuur gemeend het gemeentebestuur ruimschoots de gelegenheid te moeten geven om cp de dwalingen zijnsweegs terug te keren. Op 24 Januari 1949 heeft het Bestuur zich in dit verband tot Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam gewend met een uitvoerig schrijven, waarin het op het College van Burgemeester en Wethouders een dringend beroep heeft gedaan om te bevorderen, dat de vermakelijkheidsbe- lasting zou worden verlaagd. Dit schrijven heeft geleid tot diverse bespre kingen met de Wethouder van Financiën, Mr. F. H. C. van Wijck, die ons steeds met de grootste welwillendheid heeft ontvangen en bij meerdere be sprekingen blijk gaf een open oog te hebben voor de moeilijkheden die de huidige belastingheffing voor ons bedrijf met zich bracht. Op 13 Mei 1949 hebben Burgemeester en Wethouders aan de Raad laten weten, dat een onderzoek wordt ingesteld vanwege de gemeente naar d? rentabiliteit van het bioscoopbedrijf en naar de ongunstige invloed, die het huidige vermakelijkheidsbelastingpercentage op het bedrijf zou uitoefenen. Tezelfder tijd werden door de Afdelingen Rotterdam en Den Haag onder handelingen gevoerd met het Bestuur van hun gemeente. Een en ander heeft tot gevolg gehad, dat besloten is om een gezamenlijk rapport te doen uit brengen door de gemeente-accountants aan de resp. Colleges van Burge meester en Wethouders, aangaande de rentabiliteit van de 'bioscopen in "de drie grote steden onder de gegeven omstandigheden. Aan de hand van deze rapporten zou door Burgemeester en Wethouders worden uitgemaakt of een verlaging van de vermiakelijkheidsbelasting nood zakelijk zou zijn. Aan het eind van het jaar hadden de accountants hun bevin dingen nog niet gerapporteerd, zij het dat verwacht mocht worden, dat dit in een van de eerste maanden van bet nieuwe jaar het geval zal zijn. Intussen moet geconstateerd worden, dat, ondanks de verhoogde geldcir culatie, de hoofdstedelijke recettes voortdurend achteruitgaan. De teruggang in 1949 bedroeg ten opzichte van 1948 13,6%. De eerste weken van het nieuwe jaar hebben opnieuw een daling gebracht. Het valt aan te nemen dat ook dit jaar wederom een achteruitgang van ten minste 10% zal moeten worden geïncasseerd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 96