93 Laat ons de verwachting uitspreken, dat spoed zal werden betracht met de behandeling van het verzoek van ons Bestuur, opdat in de loop van 1950 de vennakelijkheidsbelasting zal kunnen worden teruggebracht tot meer nor male proporties. Behalve ten behoeve van het overige amusementsbedrijf heeft cp 1 Juni 1949 de verordening op da heffing van een belasting op vermakelijkheden nog een wijziging ondergaan ten behoeve van de bioscoopondernemers, die een orkest en variété in hun zaken hebben. De minder gunstige toestand voor het bedrijf noopte de betrokken directies tot ontslag van de betrokken artisten. Hierin heeft de Raad aanleiding gevonden om in zijn vergadering van 23 Februari 1949 een motie aan te nemen, waarbij Burgemeester en Wethouders worden uitgenodigd cm ten spoedigste bij de Raad voorstellen in te dienen! tot wijziging van vorengenoemde verordening in die zin, dat onder handhaving van de heffing van het percentage van 35 over de gehele opbrengst periodiek een restitutie wordt gegeven van 15% over dat d:el van de toegangsprijs, dat als betrekking hebbende op de geboden variété en muziek kan werden beschouwd. De Wethouder nam de suggestie van de Raad slechts schoorvoetend over, doch ten slotte is een desbetreffend voorstel aan de Raad gedaan, het welk er toe geleid heeft dat de verordening is gewijzigd, waardoor zolang voor bioscoopvoorstellingen het tarief van 35 vennakelijkheidsbelasting geldt aan de ondernemers, die tijdens de bioscoopvoorstellingen een variété- nummer geven en muziek door een orkest ten gehore doen brengen een restitutie wordt verleend van 3Ji der belasting, welke is geheven over 30% van de onzuivere opbrengst. Hoewel het Bestuur zich in principe tegen deze regeling heeft uitgesproken, omdat zij een discriminatie betekent onder de eigen Afdelingsleden, heeft het nochtans te kennen gegeven hiertegen voorlopig geen bezwaren te zullen maken, mits het gemeentebestuur een algehele verlaging der vennakelijkheidsbelasting cp bioscoopvoorstellingen zal nastreven. Een tweede kwestie welke het Bestuur heeft bezig gehouden was de wijze van adverteren in de dagbladen. In 1945 heeft de Ledenvergadering een besluit genomen hetwelk ieder jaar geprolongeerd is en hetwelk voorzag in een zogenaamde kaderannonce van de gezamenlijke bioscopen met een maximum aantal regels voor iedere zaak afzonderlijk en wel op Donderdagavond. Hoewel de practijk heeft uitgewezen dat het publiek gediend is met deze wijze van annonceren, deed nochtans de scherper wordende concurrentiestrijd de behoefte ontstaan aan afzonderlijke annonces. Eén van de grote leden-filmverhuurders was indertijd met het plaatsen van extra annonces begonnen en al werd dit vrij spoedig gestaakt, het maken van deze extra reclame werd voortgezet door andere leden-filmverhuurders, in het bijzonder dcor een lid-filmverhuurder dat betrokken was bij theater exploitatie in de hoofdstad. Door de vermelding van de bioscopen ten behoeve van welke de films werden aangekondigd, was de toestand onduidelijk ge worden en kon men spreken van een extra annonce voor de betrokken zaken. Indien de concurrentiestrijd zich zonder meer zou hebben ontwikkeld zou dit tot gevolg hebben gehad dat naast de kad'erannonce een volkomen vrije annoncering van grote advertenties zou zijn ontstaan, waarmede het oorspron kelijk doel van de kaderannonce geheel zou zijn voorbij gestreefd, namelijk het verkrijgen van een bezuiniging op het voor de oorlog tot abnormale hoogte en volkomen nodeloos opgevoerde reclamebudget. Dat de strijd zich niet als zodanig heeft ontwikkeld is te danken aan het feit, dat de meeste leden zich loyaal hebben gehcuden aan het Advertentiebesluit. Nadat enige strijd was ontstaan over deze advertentiekwestie tussen het Bestuur van de Bedrijfs afdeling Filmverhuurders en de Besturen der plaatselijke afdelingen, heeft tenslotte op initiatief van het Hoofdbestuur een overleg plaats gevonden, hetwelk zich gecumuleerd heeft in het werk van een speciale Studiecommissie voor advertenties, bestaande uit vertegenwoordigers van iedere plaatselijke afdeling en vertegenwoordigers van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1949 | | pagina 97