I STICHTING „INSTITUUT VOOR OPLEIDING VAN TECHNISCH BIOSCOOPPERSONEEL" Verslag over het cursusjaar 1949/1950 111 N de loop van dit verslagjaar hebben zich in de samenstelling van het bestuur geen mutaties voorgedaan. Ook dit jaar is het Hoofdbestuur er niet toe over gegaan in de vacature, ontstaan door het aftreden van de heer W. F. Dub- beldeman in Maart 1949, een nieuwe voorzitter te benoemen en het bestuur besloot derhalve dat zijn vice-voorzitter, de heer J. B. Roelofs, voorlopig als voorzitter zou optreden. Overigens hadden in het bestuur zitting de heren O. P. Besseling. G. H. Groenewegen, E. F. Benny, F. van der Heyden. J. Mulder, E. F. W. Trijssenaar en H. W. Hagenberg, Secretaris. Van vakbondszijde werd het verzoek ontvangen de heren F. van der Heyden en J. Mulder te vervangen, aangezien zij niet langer lid waren van de organi saties die hen destijds voor benoeming tot bestuurslid hadden voorgedragen. Het bestuur nam echter het standpunt in, dat weliswaar aan vakorganisaties destijds voordrachten waren gevraagd, doch dat dit niet betekende dat bestuurs leden als vertegenwoordigers van vakorganisaties in het bestuur zitting zouden hebben. Zij moeten uitsluitend als deskundigen worden beschouwd op bet terrein dat docr de Stichting wordt bestreken en deze deskundigheid verandert niet indien de betrokkenen om welke reden dan ook uit een bepaalde vakorga nisatie treden. Door het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond werd dit standpunt kennelijk gedeeld, want het ging er in het begin van 1950 toe over de gezamenlijke bestuursleden voor de tijd van een jaar te herbenoemen. Er werden in dit verslagjaar zeven bestuursvergaderingen gehouden, alsmede een bespreking met de gezamenlijke examinatoren en gecommitteerden voor het examen 1950, ten einde vast te stellen op welke wijze bij het mondelinge examen te werk zou worden gegaan. Dat er voor de operateursopleiding, zoals deze in de laatste jaren in ons land is gegroeid, ook buiten het bioscoopbedrijf belangstelling bestaat, is wel duidelijk gebleken uit het feit. dat het geïllustreerde weekblad „Het Vizier" ultimo Fe bruari 1950 verzocht een fotoreportage van de mondelinge cursus te mogen maken. In de desbetreffende publicatie, die in de aflevering d.d. 15 April 1950 van genoemd weekblad is verschenen, werden de verschillende aspecten van de cursus belicht en werd tevens op het belang van de onderwerpelijke vakoplei ding gewezen. Uit het artikel kwam duidelijk naar voren, dat het publiek dat een film gaat zien als regel geen idee heeft van wat er zich in de cabine van een bioscoop afspeelt en wat de operateurs moeten weten om het publiek een tot in de perfectie verzorgde voorstelling te kunnen bieden. Een andere belangrijke gebeurtenis die zich in dit verslagjaar heeft voor gedaan is de tot standkoming van de Loonregeling voor het Bioscoopbedrijf, welke bij beschikking van het College van Rijksbemiddelaars d.d. 23 Januari 1950 werd afgekondigd en op 2 Februari 1950 daarop volgend in de Staats courant verscheen. Deze regeling is voor het werk van de Stichting in zoverre van belang, dat daarin het bezit van de door de Stichting uit te geven vak diploma's per 1 September 1950 verplicht wordt gesteld, tenzij de betrokken operateur van het Stichtingsbestuur een vrijstelling van deze verplichting heeft verkregen. Bovengenoemde termijn, die reeds jaren tevoren door het bestuur was vastgesteld, is hiermede dus door het College van Rijksbemiddelaars bin dend verklaard, hetgeen gezien kan worden als een erkenning en bekroning van het werk dat in de afgelopen jaren met betrekking tot de vakopleiding van tech nisch bioscooppersoneel is verricht.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 117