BUMAKWESTIE AN het eind van het vorig verslagjaar was de kwestie Buma in een zodanig stadium gekomen, dat indien het bedrijf zich niet wilde onderwerpen aan de voorwaarden welke Buma voor het geven van haar toestemming stelde., het zich van het vertonen van ge luidsfilms, waarbij muziek van het Buma-repertoire ten gehore wordt gebracht, zou moeten onthouden, aangezien Buma geweigerd had op het verzoek van het bedrijf, haar repertoire bekend te maken, m te gaan en het in de practijk onmogelijk is uit te zoeken, welk deel van het uit te brengen filmprogramma wèl en welk deel niét onder het Buma-repertoire valt, zij het dat in de loop der jaren is komen vast te staan, dat waarschijnlijk een even groot zo niet een groter deel niét onder het laatstgenoemde repertoire valt. Onder deze omstandigheden zag het Hoofdbestuur zich voor het alternatief geplaatst van een algehele sluiting van het bedrijf of van het accepteren van voorwaarden van de zijde van Buma, welke door dit Bureau eenzijdig zouden kunnen worden opgelegd. De in leidende besprekingen met Buma, waaromtrent in het vorige ver slagjaar is gerapporteerd, leidden tot de formulering van voorwaar den welker nakoming voor het bedrijf een zeer zware nieuwe last betekende, maar die nochtans een verzachting inhielden van de oor spronkelijke eisen van het betrokken muziekauteursrechtbureau. Het Hoofdbestuur zag, nadat het de Overheid op de gehele situ atie had geattendeerd en terzake met Buma uitvoerige besprekingen en notawisseling hadden plaats gehad, geen andere mogelijkheid dan om de gestelde voorwaarden althans tijdelijk in te willigen, wilde men niet het gevaar lopen dat het gehele Nederlandse film en bioscoopbedrijf zou worden ontwricht. Het Hoofdbestuur heeft zich genoodzaakt gezien om zowel het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen als dat van Justitie, alsmede de financiële autoriteiten te wijzen op de conse quenties die het monopolie van Buma voor ons bedrijf meebrengt en welke naar de mening van het Hoofdbestuur geheel in strijd zijn met de oorspronkelijke opzet zowel van de auteursrechtbescher ming als van de daaruit voortvloeiende concessionering van het Bureau voor Muziekauteursrecht. Het kan immers nimmer de bedoeling zijn dat ten koste van de Nederlandse ondernemers enorme bedragen worden geïnd door een gemonopoliseerd bureau ten behoeve van in het algemeen buiten landse musici, die op deze wijze door de tarievenpolitiek van Buma uit ons land aanzienlijk meer ontvangen dan uit hun eigen land, ter wijl de situatie in het filmbedrijf zodanig is dat deze musici op zeer behoorlijke wijze door hun opdrachtgevers worden gehonoreerd en 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 17