In memoriam Prof. Dr. G. van der Leeuw 33 Er zij hier met waardering gewag van gemaakt, dat zowel de deel nemende leden-exploitanten als de leden-filmverhuurders hun zalen en hun films belangeloos ter beschikking stelden. Bovendien moet men bij een beoordeling van het financieel resul taat dezer deelneming niet uit het oog verliezen, dat alleen voor de manifestaties van filmkunst in het Holland Festival een vermake- lijkheidsbelasting van 35 werd geheven. Voor alle overige deel nemende kunsten werd slechts een heffing van 20 toegepast. Voorts bleek ook in het verslagjaar voor de sector Film geen enkel bedrag uitgetrokken te zijn van de zeer aanzienlijke subsidies, welke de Stichting voor Bijzondere Kunstmanifestaties Holland Festival van Rijk en gemeenten had ontvangen. HET NEDERLANDS FILMINSTITUUT Gedurende 1950 was de Nederlandsche Bioscoop-Bond in de Raad van Beheer van de Stichting „Nederlands Filminstituut" ver tegenwoordigd door de heren Joh. Miedema, secretaris van het Hoofdbestuur, L. Groen, lid van het Hoofdbestuur en van het Be stuur van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, J. Nijland Jr., Se cretaris van de Afdelingsraad van de Bond en lid van de Culturele Advies-Commissie en J. G. J. Bosman, Directeur van de Bond. De samenwerking met het Instituut, dat door zijn werkzaamheid een nauw contact heeft met het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf enerzijds en het culturele verenigingsleven anderzijds, werd ook tijdens het verslagjaar in goede verstandhouding voortgezet. In ge meenschappelijk overleg bleken moeilijkheden niet onoplosbaar. Uit de grote toename van het aantal afnemers en leden van het Instituut blijkt, dat het inderdaad in een sterk gevoelde behoefte voorziet. Het aantal organisaties, dat als lid staat ingeschreven, groeide van 61 tot 110, terwijl het aantal incidentele afnemers van 580 steeg tot 975. Er viel een aanzienlijke toeneming van het aantal leveringen aan het verenigingsleven te bespeuren, namelijk 5257 tegen 2510 in 1948 en 1949 tezamen. De Stichting Nederlands Filminstituut werd in het verslagjaar ge troffen door het verscheiden van haar actieve en geëerde Voorzitter Prof. Dr. G. van der Leeuw, oud-minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, een verlies dat ook door het Nederlandse film en bioscoopbedrijf diep wordt betreurd. Het was onder het ministerschap van Prof. Van der Leeuw, dat voor het eerst in de Nederlandse parlementaire geschiedenis op de begroting een bedrag werd uitgetrokken ter bevordering ener Neder landse filmcultuur.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 36