Toepassing reglementen Lidmaatschappen Gevolgen van een besluit om een lid vervallen te verklaren 58 stel. werd dit College gemachtigd tot het voeren van onderhande lingen en het eventueel aangaan van overeenkomsten om de Cine- tone Studio, met inachtneming van de algemene belangen van het bedrijf, voorzover nodig ter beschikking te doen stellen voor tele visie-doeleinden. Herhaaldelijk werd het Hoofdbestuur gedurende het afgelopen jaar op grond van artikel 1D van het Bedrijfsreglement ter zake van de Filmvertoning dispensatie gevraagd van artikel IA van dit Reglement, volgens hetwelk het de leden-exploitanten van de Ne- derlandsche Bioscoop-Bond niet is toegestaan om in eenzelfde ver- toningsweek, als bedoeld in artikel 3 van de „Algemene Voor waarden van Verhuur en Huur van Films", meer dan één hoofdfilm per theater te vertonen of aan te kondigen. In onderscheidene gevallen heeft het Hoofdbestuur een dispen satie voor een beperkte tijdsduur verleend, voor het vertonen van twee hoofdfilms per week met dien verstande: dat in eenzelfde voorstelling en per dag niet meer dan één hoofdfilm mag worden vertoond; dat de betrokken leden-exploitanten zich bij het aangaan van nieuwe vertoningsovereenkomsten niet mogen beroepen op een verminderde looptijd van de bestaande overeenkomsten, aangezien het verlenen van deze dispensatie niet impliceert dat die overeen komsten niet zouden behoeven te worden nagekomen; dat voor de voorstellingen in kwestie geen populaire prijzen mogen worden gevraagd en zij op dezelfde wijze moeten worden aangekondigd als gewone voorstellingen. In 1950 werden toegelaten 21 nieuwe leden. Door verlies van de vereisten voor het lidmaatschap of als gevolg van overlijden vervielen 17 leden van het lidmaatschap. Iemand, die bij besluit van de ledenvergadering vervallen was verklaard van het lidmaatschap van de Bond, heeft de Bond in rechten aangesproken en een schadevergoeding geëist van niet min der dan f 70.000,-------omdat hij zijn zaak voor die prijs had kunnen verkopen en de verkoop als gevolg van het besluit van de leden- verqadering niet was doorgegaan. De rechtbank verklaarde de vordering niet ontvankelijk. De eiser ging in beroep bij het Gerechtshof, dat hem opdroeg te bewijzen, dat hij zijn bedrijf voor een groot bedrag had kunnen verkopen en dat de verkoop uitsluitend was afgestuit op de ten aanzien van het

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 63