83
het opgestelde plan. Daarbij is gebleken, dat vooral met leden, die in lagere
categorieën zouden worden ingedeeld, geen overeenstemming viel te bereiken,
namelijk tot maximum 300 hoofdfilms per jaar zou kunnen leiden. Er bleef het
althans niet op een basis, die tot de beoogde vermindering van de filminvoer
bestuur ten slotte niets anders over dan te constateren, dat er voor het ont
werpen van voorstellen strekkende tot een beperking van de filmimport geen
grondslag, waarmede de grote meerderheid der 'leden zich zou kunnen ver
enigen, te vinden is.
De drie stedelijke exploitantenafdelingen en onze afdeling hebben eind 1949
een commissie benoemd die belast werd met de taak een oplossing te vinden
voor de moeilijkheden, die met betrekking tot de plaatsing van dagbladadverten
ties waren gerezen. Van deze commissie maken deel uit de heren C. J. Blad,
W. F. Dubbeldeman, L. L. Lioni, J. L. Paerl, W. K. G. van Roven en
Weening. Voorzitter is de heer C. S. Roem, secretaris de heer H. W.
Hagenberg.
Deze commissie heeft in het begin van het verslagjaar aan de vier afdelings
besturen een advies uitgebracht, dat de grondslag is van het besluit der leden
vergadering van 30 Januari om de maximum grootte der advertenties te beper
ken tot 200 mm. regels per dag en 300 mm. regels per week per dagblad per
film met een verbod om deze advertenties op dezelfde pagina als de wekelijkse
bioscoopagenda der ledenexploitanten te laten afdrukken. Eenzelfde besluit werd
genomen door de ledenvergaderingen der drie exploitanten-afdelingen, waarmede
een eind is gekomen aan het vroeger voor de leden dezer afdelingen bestaand
verbod om anders dan via de bioscoopagenda te adverteren in de dagbladen.
In de praktijk bleek de regeling niet geheel te voldoen. Er was behoefte aan
grotere advertentieruimte voor bijzondere films. Na rijp beraad adviseerde de
Studiecommissie dan ook de advertentiebesluiten aan te vullen met een bepaling,
dat de leden gerechtigd zouden zijn achtmaal per jaar advertenties te plaatsen
van maximum 500 mm. regels per dag en 600 mm. regels per week per dagblad
met de mogelijkheid om met toestemming van het bestuur dit meer dan acht
maal per jaar te doen. Overeenkomstig dit advies heeft de ledenvergadering
van onze afdeling op 22 Mei besloten en ook de Afdeling Amsterdam deed
zo. Het bestuur van de Afdeling Den Haag vond echter, dat een vergroting
van het maximum ontoelaatbaar was en weigerde het advies in de vorm van
een voorstel te gieten. In de Afdeling Rotterdam schijnt men aan een behandeling
van deze materie niet te zijn toegekomen.
Vele klachten werden vernomen over de verscherping van de filmkeuring. Het
bestuur heeft deze klachten stuk voor stuk onderzocht. Naar aanleiding daarvan
hebben de Voorzitter en de Administrateur een uitvoerige bespreking gehad
met de Voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring, de heer
H. F. J. M. A. von Frijtag Drabbe, waarbij tevens bezwaren zijn kenbaar
gemaakt tegen het standpunt van de Commissie om de keuring van bepaalde
films in gewijzigde samenstelling te weigeren met het motief, dat de samenstel
ling niet voldoende was gewijzigd. Het resultaat daarvan is geweest, dat
inderdaad de Commissie een vereenvoudigde regeling voor de herkeuring van
films in gewijzigde samenstelling heeft vastgesteld.
Ook over de beslissingen van de K.F.C, zijn vele malen klachten vernomen.
Deze hadden speciaal betrekking op het indelen van films in hogere leeftijds
klassen dan door de Rijksfilmkeuring was geschied en het niet toelaten van
verschillende films die alleen na het aanbrengen van coupures voor toelating
in aanmerking zouden kunnen komen.
Het bestuur heeft het plan opgevat een principiële actie tegen filmcensuur
in het algemeen op touw te zetten. Het heeft aan de Administrateur opdracht
gegeven een plan voor zulk een actie te ontwerpen. De grote lijnen zijn reeds
aangegeven en het is de bedoeling te beginnen met de verspreiding van een