84
door de Administrateur ontworpen brochure, waarin de principiële bezwaren
tegen filmkeuring zijn uiteengezet.
Op het verzoek van het bestuur om bij de Ledenraad een voorstel aanhangig
te maken tot aanvulling van artikel 11 van het Aanvullingsreglement Bonds-
voorwaarden met een nieuwe bepaling behelzende, dat de minimum filmhuur
van een hoofdfilm ongeacht het aantal vertoningen per vertoningsweek f 25.—
zal bedragen, heeft het Hoofdbestuur ten slotte afwijzend beschikt. De film
verhuurders, die zitting hebben in de Ledenraad, hebbeu daarop bij dit college
een initiatief voorstel van dezelfde strekking aanhangig gemaakt. Dit voorstel
zou worden behandeld in de op 27 December gehouden vergadering van de
Ledenraad, doch toen bleek, dat het Hoofdbestuur een afwijzend prae-advies
had uitgebracht en dat ook de Afdelingsraad er afwijzend tegenover stond,
hebben bedoelde leden besloten het voorstel terug te nemen, ten einde nader
overleg te plegen.
Men zal zich herinneren, dat in 1949 door de ledenvergadering van onze
Afdeling een besluit is genomen, behelzende, dat, indien een afdelingslid het
hem toekomende filmhuurbedrag of de recettestaat niet tijdig heeft ontvangen,
het lid gehouden is op de wijze als in artikel 10 der Bondsvoorwaarden is
omschreven een klacht bij de Filmhuurschuld-Commissie in te dienen. Dit
besluit is toen door het Hoofdbestuur vernietigd, welk college te kennen heeft
gegeven, dat de termijnen voor het inzenden der recettestaten en het betalen
der filmhuur in menig geval als gevolg van het vertraagde bank- en giro-
verkeer te krap zijn geworden en dat een verplichting tot het zenden van
sommaties eerst in aanmerking kan komen, als deze termijnen bij de nieuwe
situatie aansluiten.
Het Afdelingsbestuur heeft daarop aan het Hoofdbestuur mededeling gedaan
van de wijze, waarop naar zijn mening de bedoelde termijnen wat ruimer gesteld
kunnen worden, maar het heeft hieraan als voorwaarde verbonden, dat dan ook
de verplichting tot het zenden van rode kaarten daarbij zouden worden vastge
steld. Een beslissing dienaangaande is nog niet door het Hoofdbestuur genomen.
Door de Filmhuurschuld-Commissie werden in het verslagjaar 1107 somma
ties betreffende recettestaten en filmhuurbetalingen verzonden, betrekking
hebbende op een gezamenlijk filmhuurbedrag van f 84.726,99. Tot het uitvaardigen
van een boycot moest de Filmhuurschuld-Commissie 55 maal overgaan.
In de loop van het verslagjaar zijn zowel in de bestuurs- als in de leden
vergaderingen herhaaldelijk besprekingen gevoerd over de positie van de
filmverhuurders ten opzichte van het Nederlands Filminstituut. Van de zijde
van de leden die van het Hoofdbestuur dispensatie hebben gekregen om in
afwijking van het bepaalde in artikel 2 van het Bedrijfsreglement op de Lijst
van Geen Bezwaar films voor niet-commerciële vertoningen te leveren aan
met-leden, die op genoemde lijst zijn geplaatst, is het verzoek gedaan om
toestemming te verkrijgen voor het overnemen van de 16 mm. rechten van
films, die door andere leden worden uitgebracht. Deze toestemming, die inge
volge het Bedrijfsbesluit in zake smalfilms alleen door het Hoofdbestuur kan
worden verleend, kan echter naar de mening van het bestuur en de leden
vergadering niet worden gegeven zonder aantasting van het steeds gehuldigde
principe van de ondeelbaarheid van het filmrecht. Bovendien levert het organi
satorische bezwaren op, dat er eenzelfde film, zij het op verschillend formaat,
door twee verschillende leden wordt gehanteerd.
Voorts werden klachten vernomen over de wijze, waarop het Filminstituut
zijn overeenkomsten met verschillende filmverhuurders afwikkelt. Daaromtrent
schijnt inmiddels een bevredigende oplossing verkregen te zijn.