85 Het bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders heeft nog een uitvoerige bespreking gehad met de Raad van Beheer van het Filminstituut, waarbij gebleken is, dat er voor de Stichting grote moeilijkheden waren ontstaan onder andere als gevolg van de garanties die enige filmverhuurders met betrekking tot de opbrengst of de vertoningsmogelijkheden van de door hen geleverde films hadden gevorderd. Voorts is van gedachten gewisseld over de tarieven, die voor de bemiddeling aan het Instituut worden toegekend. Als uitvloeisel daarvan heeft de Afdelingsvergadering op 22 Mei een voorstel van het bestuur behandeld om aan het Filminstituut voor zijn bemiddeling 20 °/o van de opbrengst uit te keren voor de levering van films, waarbij de kosten van de copieën betaald worden door de filmverhuurders en 35 voor de levering van films, waarvan de copieën betaald worden door het Filminstituut. Dit voorstel is aan genomen, maar de ledenvergadering heeft het voorstel van het bestuur tot het verbieden van garanties hetzij in een bedrag hetzij in een aantal vertoningen, bij de leveranties van films aan het Filminstituut verworpen. Ondanks alle waardering voor de kwaliteit van het werk van de Recette- controledienst van het Bondsbureau is het bestuur tot de conclusie gekomen, dat een meer intensieve controle dringend gewenst is. Op initiatief van het bestuur worden er te dezer zake nadere plannen uitgewerkt, maar in afwachting daarvan heeft het bestuur het nodig geoordeeld tot het Hoofdbestuur het verzoek te richten om op de begroting voor het jaar 1951 de post voor de kosten van de Recettecontróledienst te verdubbelen. Het voorstel van het Hoofdbestuur aan de Ledenraad om in afwachting van voorstellen ter bestrijding van excessen op het gebied van trusts, concerns, enz. de inschrijving en wijziging van inschrijvingen in het Bedrijfsregister tot 28 December 1950 buiten werking te stellen is behandeld in de Afdelingsvergadering van 13 April. Daarbij bleek een aantal leden het standpunt in te nemen, dat de voorgestelde maatregelen onaanvaardbaar waren, omdat daardoor zou worden ingegrepen in de interne zakelijke aangelegenheden van de leden. Na uitvoerige discussies werd er, met de stemmen van de hier bedoelde leden tegen, een motie aangenomen, waarbij het Hoofdbestuur werd uitgenodigd met spoed aan de leden voorstellen te doen in zake reglementen, die voorschriften zullen be vatten, waaraan de vorming van concerns, trusts, en andere belangengemeen schappen zal worden gebonden en voorts voorstellen te doen, die er op gericht zijn, dat de maatregelen, die het Algemeen Bedrijfsreglement tegen vorming van trusts en concerns bevat, ook van toepassing zullen zijn op het overnemen van bestaande zaken door middel van aandelentransacties. Hierna heeft een der leden een amendement ingediend op het voorstel van het Hoofdbestuur, namelijk om de looptijd te beperken tot 1 September 1950. Behoudens de principiële tegenstanders van de nieuwe maatregelen zijn de leden hiermede accoord gegaan. Bij de behandeling in de Ledenraad is echter de oorspronkelijk voorgestelde einddatum van 28 December gehandhaafd, zij het dat door het Hoofdbestuur toegezegd is ernaar te streven, dat de nieuwe voorstellen zoveel mogelijk voor die tijd aanhangig zullen worden gemaakt. Eind September heeft het Afdelingsbestuur een onderhoud gehad met het Hoofdbestuur, waarbij de Bondsleiding mededeling heeft gedaan van een gedetailleerd schema voor nieuwe maatregelen, dat bedoeld was als een basis van discussie. Bij de besprekingen in de bestuursvergaderingen over dit schema bleken de opvattingen zeer ver uiteen te lopen. Begin December heeft het Hoofdbestuur bij de Ledenraad aanhangig gemaakt het voorstel voor een nieuw Algemeen Bedrijfsreglement, waarvan de belang rijkste elementen zijn:

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1950 | | pagina 91