86
1jaarlijkse vaststelling van het maximum aantal hoofdfilms, dat per film
verhuurkantoor kan worden uitgebracht:
2. een verbod van combinaties van filmverhuurkantoren en bioscoopexploitaties;
3. controle op het overnemen van bestaande zaken door middel van aandelen
transacties en dergelijke overeenkomsten;
4. het verbod van het maken van onderlinge afspraken en overeenkomsten,
booking-combines. prijsafspraken enz., waardoor andere leden worden geschaad.
Het bestuur stelde zich op het standpunt, dat het onmogelijk was dit veel
omvattende voorstel binnen de daarvoor gestelde termijn behoorlijk te behandelen.
Ook het Hoofdbestuur had dit ingezien aangezien het reeds een subsidiair
voorstel bij de Ledenraad had aanhangig gemaakt om het Overgangsbesluit rr!.,t
een maand te verlengen, ten einde ruimte te krijgen voor een meer uitgebreide
behandeling van de nieuwe voorstellen.
Het Afdelingsbestuur stelde aan de Afdelingsvergadering voor te besluiten,
dat de Afdeling met een verlenging van het Overgangsbesluit accoord zou
kunnen gaan, indien het ten minste tot 15 Februari 1951 de gelegenheid zou
krijgen de nieuwe voorstellen grondig te behandelen en daarover haar mening
kenbaar te maken.
In de ledenvergadering, die op 11 December plaats vond, was er tegen dit
voorstel een grote oppositie, aangezien een belangrijke groep leden grote
bezwaren maakte tegen verlenging van het Overgangsbesluit, dat naar hun
mening op de daarvoor vastgestelde dag, ziinde 28 December, behoorde te
expireren. Dezelfde leden achtten de voorstellen van het Hoofdbestuur voor
een nieuw Algemeen Bedrijfsreglement onaanvaardbaar en zij dienden een motie
in, waarin deze opvattingen tot uitdrukking werden gebracht. Deze motie kan
niet de goedkeuring van de meerderheid van de vergadering verwerven.
De vergadering van de Ledenraad, die op 27 December plaats vond. heeft
besloten het Overgangsbesluit te verlengen tot 1 April 1951, zodat voldoende tijd
voor de behandeling van de nieuwe voorstellen is verkregen.
In het afgelopen jaar is er door de Nederlandse filmindustrie wederom slechts
één grote speelfilm gemaakt, die met groot succes werd en wordt vertoond.
Dank zij het feit, dat deze film werd gerangschikt onder de categorie van films,
bedoeld in artikel 1. lid 2. 2e van de Bioscoopwet, zullen de exploitatie
uitkomsten niet onbevredigend zijn, hoewel er nog talrijke gemeenten zijn, waar
zelfs voor deze film ondanks haar bijzondere kwaliteiten geen belastingfaciliteiten
zijn verleend.
De productie van korte Nederlandse films werd op dezelfde voet als het
vorig jaar voortgezet. Op de Filmdag, welke door het Genootschap voor Reclame
tegen het eind van het iaar werd gehouden, is gebleken, dat de Nederlandse
reclamefilms een behoorlijk peil hebben bereikt en de vergelijking met reclame
films uit andere Europese landen uitstekend kunnen doorstaan.
Onze verwachting van het vorig jaar, dat onze laboratoria met de vervaar
diging van kleurenfilms en kleurencopieën zouden beginnen, is nog niet in
vervulling gaan.
De vooruitzichten voor een opbloei van de Nederlandse filmindustrie kunnen
niet verbeteren, zolang niet de abnormaal hoge vermakelijkheidsbelasting tot een
redelijk peil is teruggebracht.