men, waarover de Minister bij de begrotingsbehandeling 1950 me
dedeling deed. De Minister heeft hierop geantwoord dat het overleg
te dezer zake nog niet geheel beëindigd is, zodat het resultaat daar
van nog niet kan worden medegedeeld; dat echter naar zijn voor
lopige mening een op dit punt te treffen maatregel zou kunnen
bestaan in het doen vervallen van de voor deze belasting in het
Financiële Verhoudingsbesluit 1948 opgenomen norm.
In de Kamer heeft het tevens de aandacht getrokken, dal de
Nederlandsche Bioscoop-Bond met grote moeilijkheden heeft te
kampen op het punt van de naleving van het Reglement inzake de
Vertoning van Nederlandse Films. De Commissie voor het Onder
wijs omtrent het overleg betreffende het Regeringsbeleid ten aanzien
van Kunst en Cultuur heeft zich afgevraagd of het niet wenselijk
zou zijn dat van de zijde der Regering het mogelijk maken van deze
naleving wordt bevorderd, waarbij gedacht werd aan bijvoorbeeld
vermindering van vermakelijkheidsbelasting bij de vertoning van
Nederlandse films. De Minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen. ZE. Prof. Dr. F. J. Th. Rutten, heeft hierop geant
woord, dat hij de wenselijkheid, om te bevorderen dat het voor de
Nederlandse Bioscoop-Bond mogelijk wordt haar reglement dooi
de leden te doen naleven, erkent; dat. hoe dit te verwezenlijken zal
zijn, mede zal afhangen van de resultaten van het onderzoek van
de inmiddels benoemde Interdepartementale Commissie ter bestu
dering van de mogelijkheden der Nederlandse filmproductie.
Op 26 September heeft echter de Staatssecretaris van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen aan de Kamer medegedeeld, dat een
verlaging van de vermakelijkheidsbelasting ten behoeve van de Ne
derlandse film niet kan plaats vinden, aangezien op grond van
internationale verplichtingen een bevoorrechting van de nationale
film niet mogelijk is.
Inmiddels heeft het Hoofdbestuur uitvoerig van gedachten gewis
seld met genoemde Interdepartementale Commissie. Het Hoofdbe
stuur heeft aan deze Commissie tevens een nota doen toekomen,
waarin dit College zijn inzichten omtrent de vermakelijkheidsbelas-
Imgpolitiek van de Regering heeft uiteengezet, alsmede zijn opvat
ting over de mogelijkheden van een Nederlandse filmproductie.
De onbevredigende gang van zaken met betrekking tot de belas
tingheffing op ons bedrijf, welke de vrees doet wettigen dat de re
sultaten die in de laatste jaren zijn bereikt verloren dreigen te
gaan, en de wrevel die er allerwegen in het bedrijf groeiende is over
het meten met twee maten op het stuk van de vermakelijkheids
belasting. namelijk enerzijds een imperatief voorschrift (artikel 24 f
van het K.B. I 560) tot heffing van 35 uitsluitend voor het
bioscoopbedrijf en anderzijds de mogelijkheid voor andere verma
kelijkheden 20 te heffen, hebben het Hoofdbestuur tenslotte een