108 leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond zeer ernstig zou kunnen verstoren. Vele leden vroegen zich dan ook af, of het lidmaatschap van dit Centrum wol verenigbaar was met dat van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Speciaal de in de statuten van het Centrum genoemde „stoffelijke" belangen zouden aanleiding kunnen vormen, dat de organisaties op hetzelfde terrein werkzaam zouden zijn, Vanzelfsprekend had men niet het minste bezwaar tegen een geestelijk bezin ningscentrum voor katholieke exploitanten. Verschillende leden juichten dil zelfs toe, maar het Centrum zou zich dan in haar doelstellingen uitsluitend en alleen tot dit geestelijk gebied moeten beperken. De leden spraken de hoop uit, dat het, Hoofdbestuur in deze waakzaam zou zijn, opdat geen andere organisatie tot een breuk in de eenheid van de Neder landsche Bioscoop-Bond zou leiden. Het Advertentiebesluit heeft ook in dit verenigingsjaar wederom enkele ver anderingen, respectievelijk aanpassingen ondergaan, met dien verstande, dat hef thans toegestaan is per theater en per film per week 800 mm aan extra-adver tenties te plaatsen. Hierbij werd bepaald, dat als maximum grootte 600 mm zal gelden, terwijl plaatsing niet op dezelfde pagina als het wekelijkse advertentie- bloc mag geschieden. Aangezien dit besluit enkele malen overtreden werd, zag het bestuur zich genoodzaakt in te grijpen en in overeenstemming met de regle menten een boete op te leggen. Dit voorzover het leden van onze Afdeling betrof. Overtredingen door filmverhuurders werden aan de Bedrijfsafdeling Film verhuurders gemeld, met verzoek maatregelen te nemen. Het is gebleken, dat het nog steeds de nadrukkelijke wens van de leden onzer Afdeling is het Advertentiebesluit te handhaven. Vastgesteld mag worden, dat in steeds meer gemeenten het inzicht veld wint. dat verlaging noodzakelijk is. In de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn Burgemeester en Wethouders schijnbaar nog niet tot dit inzicht ge komen, althans heeft geen verlaging plaats gehad, integendeel, uit de Raads- verslagen van deze gemeenten blijkt, dat Burgemeester en Wethouders advise ren niet tot verlaging over te gaan. Ook Burgemeester en Wethouders van de gemeente 's Gravenhage adviseer den niet tot verlaging, respectievelijk verandering van belasting over te gaan in het begrotingsjaar 1951. Zij grondden dit advies op een accountantsrapport, hetwelk door de accountantsdiensten van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en 's Gravenhage was uitgebracht. Het gelukte het Afdelingsbestuur niet dit rapport en de daaruit getrokken conclusies ter inzage te krijgen, zodat het niet in staat was de getrokken conclusies te verifiëren en eventueel te corrigeren. De wethouders van de drie grote gemeenten stelden zich namelijk op het stand punt, dat dit rapport hun eigendom was en niet ter beschikking van derden stond. Over onze bedrijven werd aldus een oordeel geveld zonder dat wij ons hiertegen verdedigen konden. De Afdeling voteerde in het afgelopen jaar een bedrag van f 500,aan de organisatie ,.Den Haag Bloemenstad". De verstandhouding tussen de organisatie en de gemeentelijke autoriteiten kan niet anders dan bevredigend genoemd worden. Daar dit Jaarverslag als bijlage wordt opgenomen in het Jaarverslag van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, vermeld ik geen statistische gegevens, daar deze overzichtelijker en op meer uitgebreide wijze in het Jaarverslag van de Neder landsche Bioscoop-Bond worden opgenomen. 's Gravenhage, 18 April 1952. R. UGES Jr, Secretaris.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 110