AFDELING HET CENTRUM TJET verenigingsjaar 1951 begon met een bijeenkomst op 5 Maart, waar be langrijke mededelingen gedaan werden omtrent de twee grote problemen, die ons het gehele jaar verder hebben bezig gehouden namelijk de vermakelijk- heidsbelasting en de televisie. Op 27 Maart vond onze jaarvergadering plaats, waarop de aftredende be stuursleden, de heren Visser en Nijland, bij acclamatie werden herkozen. Ook in de vertegenwoordiging voor de Afdelingsraad en de Ledenraad werd dooi onze Afdeling geen wijziging gebracht. Een belangrijk punt vormde dit jaar de bespreking van het eventueel aflopen van het Overgangsbesluit, waardoor wij ons bedrijf tegen het vormen van zeer grote machtsconcentraties hebben pogen te vrijwaren, in afwachting van een reglementering dienaangaande. Ook ons Afdelingsbestuur was druk met het samenstellen van genoemd re glement bezig totdat, op een gehouden Ledenvergadering, het Overgangsbesluit niet werd verlengd, waardoor dus de practische mogelijkheid verviel om tot reglementering van deze materie te geraken. Uit de stemming in de meergenoemde Ledenraadsvergadering zou hebben moeten blijken, dat het merendeel van de leden geen belangstelling had, ja, zelfs geen reglementering dienaangaande wenste. Dit leek onze vertegenwoor diger niet juist en het was onder meer om deze reden dat er een motie werd aangenomen, waarin tot uitdrukking werd gebracht, dat de Afdeling „Het Cen trum" geen vertrouwen meer had in de samenstelling van de Ledenraad en wei gerde hierin, tot nader order, een lid te benoemen. Een oplossing bracht in deze aangelegenheid een reglementswijziging, voor gesteld door de Afdeling „Het Westen", waarbij werd bepaald, dat de ver tegenwoordiger van de Ledenraad per vergadering wordt benoemd. Hierdoor is een zeer nauw contact ontstaan tussen Ledenraad en leden, het geen in vele gevallen een grote verbetering betekent. Iedere Ledenraadsvergadering werd derhalve voorafgegaan door een ver gadering van onze Afdeling, waar de agenda van de komende Ledenraadsver gadering werd besproken. Voor de eerste vergadering werd onze voorzitter, de heer A. F. Wolff, voor de tweede vergadering de heer J. Nijland als onze vertegenwoordiger benoemd. Enige malen werd aan onze Afdeling om advies gevraagd door de Commissie Nieuwe Zaken en de Beroepcommissie Nieuwe Zaken. Onze adviezen werden niet altijd gevolgd, maar de vertegenwoordigers van onze Afdeling hebben steeds op de bres gestaan voor de belangen van de leden. Het was vanzelfsprekend dat de Afdeling opgeschrikt werd door de oprich ting van het Katholiek Centrum van Bioscoopexploitanten in welks statuten enige gelijkluidende doelstellingen als in de Statuten van de Nederlandsche Bioscoop-Bond voorkwamen. Deze materie heeft bijna een gehele vergadering beheerst. Wij prezen ons gelukkig één van de oprichters in ons midden te hebben. Deze kon, zij het ook niet op alle punten, toch veel van onze schrik en ongerust heid wegnemen. Besloten werd, deze materie aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen. Onze Afdeling stelde zich dit jaar eveneens te weer tegen de steeds toene mende aanvragen van de filmverhuurders voor een hoger filmhuurpercentage dan reglementair is toegestaan. 111

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 113