122
middel van een cursus of anderszins getracht hadden het operatateursdiploma
in hun bezit te krijgen. Zij die deze test met goed gevolg aflegden zouden ver
volgens dispensatie ontvangen tot 1 September 1951, opdat zij konden deel
nemen aan het operateursexamen dat voordien plaatsvond, ofwel aan het prac-
tijkexamen dat in Mei 1951 zou moeten plaatsvinden.
Als gevolg van deze maatregel meldden zich voor de in December 1950 te
houden practijktest 47 candidaten aan. Ten einde zo min mogelijk stagnatie in
de bedrijven te veroorzaken besloot het bestuur deze test landelijk te doen
plaatsvinden en wel in de steden Amsterdam, Rotterdam, Zwolle en 's-Herto-
genbosch. In deze steden werden de cabines van respectievelijk de bioscopen
Alhambra/Roxy, Lutusca, De Kroon/Buitensociëteit en Concertgebouw welwil
lend door de directies ter beschikking gesteld. 37 Candidaten slaagden voor
deze test en kregen dispensatie tot 1 September 1951 respectievelijk, indien be
kend was dat zij zich voorbereidden op het zogenaamde practijkexamen, tot
1 Mei 1951. Vijf candidaten werden afgewezen en vijf anderen gaven geen
gehoor aan de oproep voor de test.
Intussen waren alle werkgevers zowel als werknemers, die geen gebruik had
den gemaakt van de mogelijkheid om alsnog dispensatie aan te vragen en ook
overigens niets van zich hadden laten horen, er tot tweemaal toe schriftelijk van
in kennis gesteld dat zonder in het bezit te 'zijn van een geldige dispensatie,
slechts de functie van leerling-operateur zou mogen worden uitgeoefend.
In October 1950 was voorts een speciale cursus begonnen die opleidde voor
het meer genoemde practijkexamen. Nadere bijzonderheden omtrent dit examen
zijn onder het hoofd „Practijkexamen" elders in dit verslag vermeld.
Gezien de ervaringen die het vorige jaar waren opgedaan, werd in het begin
van het verslagjaar door het bestuur besloten geen mondelinge cursus meer te
organiseren. Hierbij werd tevens overwogen dat door middel van de schrifte
lijke cursus zo goed als geheel in de behoefte aan opleiding van nieuwe opera
teurs kon worden voorzien, weshalve het besteden van belangrijke bedragen
aan een mondelinge cursus niet verantwoord zou zijn.
De derde schriftelijke cursus 1950/1951, die in Februari 1950 met 87 leerlin
gen begon, welk aantal per 1 September 1950 was teruggelopen tot 54, telde
aan het einde van het verslagjaar nog slechts 37 deelnemers. In September
startte een nieuwe cursus die met IV werd genummerd. Het aantal deelnemers
aan deze cursus bedroeg 13, welk aantal per 31 Augustus 1951 was teruqqelopen
tot 10. -
In Januari 1951 begon de cursus VI met 33 deelnemers en in Juli 1951 cursus
VII met 16 deelnemers. Deze beide cursussen tellen thans respectievelijk 17 en
21 leerlingen. Het totaal aantal cursisten bedraagt dus thans 95.
Zoals reeds hierboven werd aangegeven 'begon in October 1950 de practijk-
cursus (cursus V), waarvan de deelnemers moesten worden opgeleid door het
examen ter verkrijging van het zogenaamde practijk-certificaat. In het vorige
Jaarverslag vermeldden wij reeds dat deze cursus bestemd zou zijn voor opera
teurs werkzaam in kleine plaatsen, alwaar hun operateursfunctie slechts een
nevenberoep vormt, om welke reden zij als regel wegens tijdsgebrek en/of
wegens onvoldoende vooropleiding niet in staat zijn de normale cursus met
succes te bestuderen. Als maatstaf hiervoor werd aangelegd dat het te behalen
practijk-certificaat uitsluitend geldig zal zijn in bioscopen met een wekelijkse
arbeidstijd van minder dan 24 uur. Aan deze cursus werd door 58 operateurs
deelgenomen, waaruit bleek dat hiermede inderdaad in een behoefte was voor
zien. De leerstof van de cursus, die uit 26 lessen bestond, omvatte uitsluitend
de vakken cabinepractijk en brandveiligheidsvoorschriften.
Voor het examen dat in de maanden Juli en Augustus 1951 werd gehouden
meldden zich slechts 56 candidaten aan. Dit in verhouding tot vorige jaren