in het bijzonder over de inrichting en de invoering van een definitief (elevisiebestel. Dat de Regering bij deze benoeming het oog heeft gehad op mogelijke belangentegenstellingen tussen het filmwezen enerzijds en de omroep anderzijds, blijkt uit de toelichting, welke de Staats secretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. J. M. L. Th. Cals, ter zake heeft gegeven in zijn „Televisienota" aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waar hij opmerkt dat onder meer deze belangentegenstellingen naar het oordeel der Regering het beste en met de minste materiële schade kunnen worden over brugd door deskundigen uit de betrokken groepen van stonde af aan te betrekken in de voorbereidingen voor een definitief stelsel. De Televisieraad is mede in de plaats getreden van de Televisie- Commissie, die bij gezamenlijke beschikking van de Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen dd. 14 September 1951 met ingang van 1 October 1951 is opgeheven, in welke commissie de Bond vertegenwoordigd was door de heei' R. Uges Jr. In voornoemde Televisiebeschikking zijn door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen regelen gesteld ten aan zien van de experimentele televisie. Wat het vertonen van films betreft is daarbij aansluiting gezocht bij de Bioscoopwet. Artikel 6, lid 2, bepaalt namelijk, dat alleen uitzending wordt toegestaan van films, die door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring, als bedoeld in artikel 15 van de Bioscoopwet 1926, voor alle leef tijden zijn goedgekeurd. Nog in het Bondsverslag over 1950 werd melding gemaakt van de onderhandelingen, welke door het Hoofdbestuur met machti ging van de algemene ledenvergadering van de Bond in December 1950 waren aangeknoopt met de Federatie van Omroepverenigin gen, waarvan uitsluitend leden zijn de Algemene Vereniging „Radio Omroep", de Stichting Katholieke Radio Omroep, de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging en de Vereniging van Arbeiders Radio Amateurs. De aanleiding tot dit contact was een verzoek van de Raad van Beheer van de Naamloze Vennootschap „Neder- landsche Omroep Zender Maatschappij" waarvan deze vier om roepverenigingen en de Staat de aandeelhouders zijn om offerte betreffende het gebruik van de Cinetone Studio's te Duivendrecht voor televisiedoeleinden. Weliswaar leidde de gratis ter beschikkingstelling van het gebouw Irene te Bussum voor de duur van het experiment door de NV. Philips er toe, dat de NV. NOZEMA afzag van het gebruik van de Cinetone Studio's, maar de omroepverenigingen verklaarden zich op uitnodiging van het Hoofdbestuur bereid tot het openen van een verdere gedachtenwisseling over het gebruik van films voor televisiedoeleindén. Deze bereidheid van de omroep vond mo- 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 14