16 gelijk mede haar oorzaak in de nadrukkelijke wens van de Rege ring, die reeds op 8 December 1949 bij monde van de Minister van Verkeer en Waterstaat in een gelijktijdig schrijven aan de Tele visie-Commissie en de N.V. NOZEMA had aangedrongen op in schakeling van de filmindustrie hier te lande bij het televisie-expe riment, aangezien zij dit niet alleen van belang achtte „voor de vraag in hoeverre de film gebruikt kan worden bij de samenstel ling van de binnenlandse programma's, doch mede met het oog op de mogelijkheden, welke de film kan bieden voor de internationale uitwisseling van televisieprogramma's." Met het oog op deze onderhandelingen had het Hoofdbestuur de Bondstelevisiecommissie intussen verzocht een advies te ver strekken in zake een eventuele levering van films voor televisie doeleinden. Deze Commissie, welker samenstelling gedurende het verslagjaar ongewijzigd bleef, heeft haar conclusies neergelegd in een uitvoerig advies, dat medio Januari 1951 ter kennis van het Hoofdbestuur is gebracht. Op 19 December 1950 vond op het Bondsbureau een eerste be spreking plaats tussen de vertegenwoordigers van de Federatie van Omroepverenigingen en het Hoofdbestuur, gevolgd door een tweede op 16 Januari 1951. Het resultaat van deze besprekingen en de daarop gevolgde correspondentie werd vastgelegd in een eerste concept-overeenkomst, welke op 11 Juli 1951, door de Bond aan de Federatie van Omroepverenigingen werd toegezonden. De inmiddels door de, in genoemde Federatie georganiseerde, omroep verenigingen opgerichte Nederlandse Televisie Stichting reageerde op dit concept met een nieuw ontwerp-overeenkomst, hetwelk aan leiding werd tot een voortzetting der besprekingen op 31 Augustus. Een naar aanleiding hiervan geformuleerd derde concept werd door de Stichting beantwoord met een vierde concept en na verdere brief wisseling vond een hernieuwde bespreking plaats in de K.R.O.' studio te Hilversum op 6 November. Ten einde een verder heen en weer zenden van concepten te voorkomen werd op deze vergadering besloten, dat een kleine commissie, samen te stellen uit twee vertegenwoordigers van de Stichting en twee van de Bond, de ontwerp-overeenkomst opnieuw zou redigeren. Van de zijde van de Stichting werden daartoe aan gewezen de heren Mr. A. H. van de Veen en J. B. Broeksz, van de zijde van de Bond de heren C. S. Roem en R. Uges Jr., leden van het Hoofdbestuur. Na enige vergaderingen van deze commissie werd op 15 December een vijfde concept-overeenkomst aan de Nederlandse Televisie Stichting aangeboden. De belangrijkste punten van dit ontwerp komen in het kort hierop neer: Voorzover de exploitatierechten niet in het gedrang komen heeft de Bond geen bezwaar tegen levering van bepaalde soorten films.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 15