KILMBELANGSTELLING
20
^4NDANKS de gestadige groei der Nederlandse bevolking (in
de 6 jaren van 1 Januari 1946 tot 1 Januari 1952 steeg het
aantal inwoners met bijna 11 te weten van 9.304.301 tot
10.327.097) en de uitbreiding van het aantal permanente bioscopen
(in de genoemde periode steeg dit aantal van 349 tot 506, dat is.
met ongeveer 45 heeft het filmbezoek in deze jaren een voort
gezette daling te zien gegeven; in het verslagjaar was de terug
gang echter aanmerkelijk minder groot dan in één der voorafgegane
jaren. Bedroeg in 1947 het aantal bezoekers nog 90 van dat in
1946, in 1948 was dit percentage reeds tot 84.6 gedaald, in 1949
daalde het verder tot 73.1 en in 1950 tot 72.1; in het afgelopen jaar
bedroeg het filmbezoek nog 71.6 van het bezoek in het meer
genoemde basisjaar.
Voor de bezoekcijfers in bovenvermelde jaren zij verwezen naar
de staat, die elders in het verslag is afgedrukt.
Gedurende 1951 daalde het aantal bezoekers in de drie grote
steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam tezamen met 3.7
ten opzichte van 1950 en met 29.6 ten opzichte van 1946. In de
rest van het land daarentegen vertoonde het aantal bezoekers in
verhouding tot het jaar 1950 een stijging van 1.6 ten opzichte
van 1946 bedroeg de achteruitgang 27.5 Het aandeel van de
bioscopen, buiten de drie grote steden in het totale filmbezoek gaf
dan ook in 1951 een kleine stijging te zien ten opzichte van de
voorafgaande jaren; het bedroeg 59.3 tegenover een percentage
van resp. 58.—, 58.4, 58.5, 58.3 en 58.6 in de jaren 1950, 1949.
1948, 1947 en 1946.