24 Het Hoofdbestuur was ook in 1951 in de Raad van Beheer van de Stichting „Nederlandse Filmstudio" vertegenwoordigd door de heren Joh. Miedema en W. K. G. van Royen. De heer H. S. Boek man, die wegens drukke bezigheden voor deze functie bedankte, werd opgevolgd door de heer J. S. Croeze. Namens de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen hadden in genoemde Raad zitting de heren Mr. P. K. van Ginneken en G. van der Wiel. De 'werkzaamheden van de Cinetone Studio's beperkten zich, evenals voorafgaande jaren, tot het verrichten van laboratorium- Werk voor de productie van reclame- en opdrachtfilms. Toen zich tijdens het verslagjaar het bericht verspreidde, dat, ondanks dat het filmfabricagebedrijf dringend om orders verlegen is, er plannen bestonden tot het inrichten van een nieuw smalfilm- laboratorium voor de Legerfilm- en Fotodienst, heeft het Hoofd bestuur zich op verzoek van de gezamenlijke filmfabrikanten gewend tot de Minister-President, de Minister van Oorlog en Marine en de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waaronder het filmbedrijf ressorteert. Het Hoofdbestuur heeft zich daarbij beroepen op de namens de Regering gegeven verzekering, dat opdrachten voor de Nederlandse Strijdkrachten zoveel als mogelijk aan particuliere ondernemingen zullen worden verstrekt, en er op gewezen dat uiteraard de bij de Bond aangesloten filmfabrieken volkomen in staat zijn aan de Regering de nodige waarborgen te geven, dat militaire geheimen beveiligd zullen zijn bij de bewer king van films in haar laboratoria op soortgelijke wijze als dit ge beurt bij de uitvoering van andere militaire opdrachten door het particulier bedrijf. Hoewel daarop van de zijde van de Legerfilm- en Fotodienst in November van het verslagjaar aan onderscheidene laboratoria verzoeken tot het indienen van een prijsaanbieding voor een be langrijke opdracht werden gericht, was aan het einde van het jaar van een verstrekking ener zodanige opdracht nog niets bekend. Het Hoofdbestuur heeft in de loop van het jaar zijn goedkeuring gehecht aan de plannen, die er sedert de Bevrijding in de kringen van de Nederlandse filmindustrie bestaan om te geraken tot een meer doeltreffende organisatie van het filmproductiewezen in Bondsverband, welke plannen door dit College reeds geruime tijd in studie waren genomen. Een onoverkomelijke belemmering daar toe is de verouderde redactie van artikel 1 van het Gewijzigd Al gemeen Bedrijfsreglement, die op dit punt niet meer in overeen stemming is met de werkelijke toestand. Dientengevolge is dit artikel voor de Commissies Nieuwe Zaken practisch onhanteer baar geworden, daar, bij een juiste toepassing aan vele bonafide ondernemers geen inschrijving in het Bedrijfsregister kan worden verleend.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 23