CULTURELE ARBEID üR is wel geen cultuurverschijnsel dat méér controversen oproept dan de film. Zij wordt gevreesd, geduld, gehaat, bemind, ver guisd en geprezen al naar de inzichten van de polemici. Ongetwij feld hebben deze pro's en contra's, of liever de stromingen waarvan zij de resultanten zijn, de bewogen levensloop van de film beïn vloed en hun sporen nagelaten in haar ontwikkeling, maar dit heeft haar niet belet zich in de samenleving een bijzondere plaats te veroveren, vanwaar zij niet meer weg te denken is. In een halve eeuw heeft de nog jeugdige film haar volle wasdom bereikt, wat nog niet zeggen wil dat daarmede haar technische hulpmiddelen zijn uitgeput of zelfs maar in al hun consequenties toegepast. Iedere technische vinding draagt mogelijkheden in zich om nieuwe wegen te bewandelen en kan als zodanig een verrijking van de cinematografische kunst betekenen. Intussen heeft de film haar verdedigers, de filmaesthetici, die in haar reeds bij haar eerste optreden het Muzenkind onderkenden, niet teleurgesteld, daar zij mettertijd bewezen heeft het vermogen te bezitten om schoonheid te scheppen en kunstzinnig genot op te wekken. Eveneens heeft zij de verwachtingen vervuld van die politici, die begrepen hebben, dat zij, beter nog dan een gemuilbande pers een middel kan zijn om de massa van hun politieke opvattingen te doordrenken, mits zij slechts zorg dragen dat de film uitsluitend hün politieke overtuiging belijdt en haar geen vrijheid worde ge laten ook van andere opvattingen te getuigen. Overigens wordt de mening van deze politici dat men de film niet. vrij mag laten in haar uitingen zij het uit andere dan poli tieke overwegingen gedeeld door degenen, die haar wantrou wen, omdat zij in hoge mate de gave bezit zich verstaanbaar te maken, iets waaraan het andere vormen van kunst nog al eens ontbreekt. Het is juist om deze verstaanbaarheid van de film, dat zij haar invloed duchten waarbij zij enerzijds soms gaarne vergeten dat hun opvattingen over aard en wezen van deze invloed meer op een „gevoelen" dan op positief bewijsmateriaal berusten en ander zijds ter wille van het accent gemakshalve over het hoofd zien dat op de gemeenschap nog heel wat andere en mogelijk machtiger invloeden werken zoals milieu, lectuur, de onafgebroken spelende radio enz. (Deze laatste overwegingen zouden zeker kunnen gel den in een allesbehalve filmminded land als het onze, waar de doorsnee inwoner nog geen zeven keer per jaar gebruik maakt van de gelegenheid om zich aldus te laten „beïnvloeden", nadat hij zich over de films in quaestie dagen, weken en vaak maanden van te voren heeft kunnen oriënteren in een of meer van de honderden 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 25