FILM EN JEUGD cretaris van de Afdelingsraad van de Bond en lid van de Culturele Advies-Commissie en J. G. J. Bosman, Directeur van de Bond. De heer L. Groen zag zich genoodzaakt zijn functie als lid van de Raad van Beheer wegens drukke werkzaamheden neer te leg gen. Ter vervulling van deze vacature werd benoemd de heer C. S. Roem, lid van het Hoofdbestuur. Met het, nog in het vorige jaarverslag gememoreerde, verschei den van Prof. Dr. G. van der Leeuw, oud-Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, had het Filminstituut zijn actieve en geëerde voorzitter verloren. De Raad van Beheer heeft in 1951 met algemene stemmen tot voorzitter gekozen, de heer Dr. Ph. J. Iden- burg, directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Uiteraard onderhoudt het Nederlands Filminstituut, dat ten doel heeft de bevordering van de filmcultuur in Nederland in de ruimste zin des woords en dit onder meer tracht te bereiken door het ver lenen van een centrale bemiddeling voor de distributie van films ten behoeve van voorstellingen, welke niet beogen het behalen van gel delijk voordeel, enerzijds een nauw contact met het Nederlandse filmbedrijf en anderzijds met het culturele verenigingsleven. Deze samenwerking met het Instituut was ook gedurende het verslagjaar alleszins bevredigend en moeilijkheden, welke zich voordeden, ble ken bij nader overleg niet onoverkomelijk. De activiteit van het Instituut is in 1951 nog toegenomen. Het aantal organisaties, dat als lid is toegetreden, steeg verder van 110 tot 165. Het aantal incidentele afnemers bleef ongeveer constant namelijk 1000 tegen 975 in 1950. Het aantal leveringen aan het ver enigingsleven overschreed de 3.000. Voor het werk van de Stichting Instituut ,,Film en Jeugd", welke werd opgericht ter bevordering van het onderzoek naar de invloed van de film op de jeugd en van het streven naar groter zorg nopens de jeugd met betrekking tot filmvertoningen, bestaat in de kringen van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf veel belangstelling. Ook in het buitenland valt in bedrijfskringen een stijgende belang stelling waar te nemen voor de vraagstukken, die zich met betrek king tot jeugd en film voordoen. Een van de belangrijkste aspecten is de vervaardiging van speciale jeugdfilms. Ieder jaar organiseert de leiding van de Biënnale te Venetië tijdens het filmfestival een week voor de wetenschappelijke, documentaire en de jeugdfilm en het aantal inzendingen van laatst genoemde categorie neemt geleidelijk toe. De besprekingen van de Unesco, gedurende het verslagjaar op dit punt op internationaal niveau met de vertegenwoordigers van de wereldfilmproductiecen- tra gehouden, hebben echter nog niet veel resultaten opgeleverd. 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 30