Eenmaal deed zich een dusdanig gecompliceerde zaak voor. onder andere betrekking hebbende op de berekening van het verval bij het vaststellen van de basisionen, dat de Commissie het nodig oordeelde de betrokken werkgever te horen. Bij het monde ling overleg dat daarop plaatsvond slaagde zij er in het misnoegen dat aanvankelijk door het optreden van een der vakbonden was ontstaan te overbruggen en een voor de werknemers bevredigende oplossing tot stand te brengen. Ten slotte werd na bovenbedoelde vergadering, die door de Voorzitter werd geschorst, nog een speciale bijeenkomst gehouden als uitvloeisel van een op verzoek van een der personeelsorganisaties ten kantore van de Stichting van de Arbeid gevoerde bespreking over het uitkeren van een vacantietoeslag van 2 van het jaar loon. Bij deze bespreking waren behalve de leden van de Sociale Commissie ook nog een tweetal vertegenwoordigers aanwezig van een vakbond die nog geen vertegenwoordiging in de Commissie had. Deze vertegenwoordigers traden derhalve als waarnemers op. Van werkgeverszijde werd uiteengezet dat de verplichting tot het uitbetalen van een vacantietoeslag van 2 zeer waarschijnlijk niet door de leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond geaccepteerd zou kunnen worden, onder andere als gevolg van de zware belas tingdruk waaronder het bioscoopbedrijf gebukt gaat. Er werd ten slotte overeengekomen dat de Sociale Commissie er bij het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond op zou aandringen zijn leden te adviseren vrijwillig over te gaan tot het uitkeren van de gevraagde vacantietoeslag. Het Hoofdbestuur heeft aan dit advies gevolg gegeven en dit heeft in vele gevallen tot het gewenste resultaat geleid. Wij mogen dit verslag besluiten met het vertrouwen uit te spre ken dat de moeilijkheden die zich in 1951 hebben voorgedaan in het komende jaar zullen worden opgelost en dat de Sociale Com missie haar werkzaamheden alsdan zonder storing zal kunnen voortzetten in het belang van werkgevers en werknemers geza menlijk. De Hoge Raad heeft 29 Februari 1952 het beroep in cassatie verworpen. 36

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 36