geschillen voor de openbare behandeling ingetrokken als gevolg van het feit dat de gedaagde partij, na ontvangst van de kennis geving dat een geschil tegen haar aanhangig was gemaakt, het ge vorderde bedrag betaalde, respectievelijk een betalingsregeling trof. In meer dan 15 gevallen was echter ook deze kennisgeving nog niet vol-doende en kwam eerst een regeling tot stand nadat de par tijen voor de zitting waren opgeroepen. In 1951 werd door een exploitant een geschil contra een journaal fabrikant aanhangig gemaakt in zake buitenlandse opnamen in het Nederlands nieuws. De eisende exploitant stelde zich namelijk op het standpunt dat gebeurtenissen in het buitenland die voor Ne derland van belang zijn, niet alleen in het Nederlands nieuws maar ook in het buitenlands nieuws dat door hem van gedaagde wordt betrokken, behoren te worden opgenomen. Door gedaagde werd daar tegenover gesteld dat het sinds jaar en dag gebruikelijk is dat voor Nederland belangrijke buitenlandse gebeurtenissen, zoals bijv. een interland voetbalwedstrijd in het Nederlands nieuws worden opgenomen en niet in het buitenlands nieuws. De Commissie over woog in haar uitspraak dat het inderdaad steeds gebruikelijk is geweest dat voor Nederland belangrijke buitenlandse opnamen in het Nederlands nieuws verschijnen van welk gebruik ook gedaagde op de hoogte moet zijn geweest. Indien hij desondanks met ge daagde een contract afsluit voor de levering van haar buitenlands nieuws zonder daarbij enigerlei bijzondere bepaling op te nemen, dan kan hij later niet eisen dat te zijnen behoeve wijziging wordt aangebracht in de gebruikelijke samenstelling van de hem te leveren buitenlandse actualiteiten. Met het oog hierop werd de vordering afgewezen. Verder werd door een exploitant contra een andere exploitant een geschil aanhangig gemaakt dat ging over een aandelentrans actie. De eisende partij had namelijk van een derde een aantal aandelen gekocht in gedaagdes N.V. en wilde deze op zijn naam laten overschrijven. Gedaagde weigerde dit echter en beriep zich er daarbij op, dat ingevolge de statuten van gedaagde de onder havige aandelen niet aan eiser hadden mogen worden verkocht. Eiser voerde daarentegen aan dat de gehele transactie wel in overeenstemming was met hetgeen statutair was bepaald en de Commissie van Geschillen stelde hem in dit opzicht in het gelijk met veroordeling van gedaagde om de betrokken aandelen alsnog op naam van eiser over te schrijven. Een derde geschil, reeds1 in 1950 door een exploitant aanhangig gemaakt tegen vier ander exploitanten, had betrekking op een ver plaatsbare bioscooptent die was verhuurd aan een derde die met de gedaagde exploitanten een overeenkomst had gesloten voor het vertonen van films. Tijdens deze vertoningen is de bioscooptent totaal verbrand en de eisende partij heeft hierdoor schade geleden 38

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 38