omdat de verzekeringsmaatschappij zijn totale schade slechts ten dele heeft vergoed. Zij voerde aan bij het verhuren in de veronder stelling te hebben verkeerd dat haar verplaatsbare bioscoop uit sluitend zou worden gebezigd voor het vertonen van 16 mm films, maar dit bleek later niet mogelijk te zijn. Er is toen overgeschakeld op normaalfim waartegen zij zich niet heeft willen verzetten omdat daardoor de huurder ernstig zou worden gedupeerd. In de ver onderstelling verkerende dat de normaalfilm door deskundige ope rateurs zou worden behandeld, achtte zij geen abnormaal groot risico aanwezig. Later is haar echter gebleken dat de operateurs van gedaagden niet de vereiste zorgvuldigheid in acht hebben ge nomen, waardoor haar verplaatsbare bioscoop in vlammen is op gegaan. Zij stelde zich op het standpunt dat hier sprake was van een onrechtmatige daad, waarvoor gedaagden aansprakelijk zijn. Door de verzekeringsmaatschappij werd ten slotte de taxatiewaarde van het object vergoed, maar de eisende partij kon hiervoor geen nieuwe verplaatsbare bioscoop aanschaffen en eiste dat gedaagden het ontbrekende bedrag als schadevergoeding zouden betalen. De gedaagden stelden hiertegenover, dat uit het door de brandweer en de politie ingestelde onderzoek niet is gebleken dat er sprake was van schuld van de betrokken operateur of diens superieuren en dat bovendien door de eisende partij die tijdens de voorstellingen met normaalfilm tamelijk dikwijls ter plaatse aanwezig is geweest, nim mer bezwaar is gemaakt tegen de behandeling van de apparatuur. Bovendien brachten zij naar voren dat de totale schade door de verzekeringsmaatschappij is gedekt en dat er bij deze verzekering geen sprake is geweest van herbouwwaarde, hetgeen zij overigens een zaak achtten die gedaagden niet regardeerde. De Commissie stelde vast, dat niet was bewezen dat de brand zou zijn te wijten aan het optreden van de dienstdoende operateur, zodat hier niet gesproken kon worden van een onrechtmatige daad. Bovendien stelde zij vast dat de omvang van de brand en de daar uit voortvloeiende schade in de eerste plaats te wijten is geweest aan het gebruik van een ondeugdelijke cabine waarmede de eisende partij echter genoegen heeft genomen, zodat zij de verantwoorde lijkheid van het gebeurde niet op gedaagden kan afwentelen. Bo vendien kwam zij tot de conclusie dat nu aan de eisende partij het volle verzekerde bedrag is uitgekeerd, gedaagden niet kunnen worden aangesproken voor het bedrag dat. daarenboven nog nodig is om een nieuwe transportabele bioscoop aan te schaffen. Met het oog hierop ontzegde de Commissie de eisende partij haar vordering. Ten slotte maakte een lid-exploitant een geschil aanhangig tegen een donateur, welk geschil betrekking had op vroeger geleverde stoelen. Gedaagde stelde zich echter op het standpunt dat de Com missie van Geschillen onbevoegd zou zijn van dit geschil kennis te nemen. Door de Commissie werd derhalve op verzoek van ge daagde besloten in de eerste plaats de bevoegdheidsvraag te be- 39

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 39