VESTIGING VAN NIEUWE ZAKEN 43 (toepassing Gewijzigd Algemeen Bedrijfsreglemeni) T\ E ontwikkeling van het bioscooppark in Nederland kwam in 1951 nagenoeg tot stilstand. Zij bleef beperkt tot de opening van enige nieuwe bioscopen, waarvoor in het verslagjaar of reeds in voorafgaande jaren toestemming was verleend, maar daar stond tegenover de uitschrijving van even zoveel bestaande zaken, voor namelijk permanente bioscopen-B. Aansluitend op hetgeen reeds in het vorige jaarverslag werd ge constateerd, kan worden herhaald, dat het niet de vestigingsregle menten zijn noch de commissies die deze reglementen hanteren, welke de uitbreiding van het aantal bioscopen de laatste twee jaren hebben geremd, maar de barrières, die belastingdruk, abnor male bouwkosten nieuwbouwvoorschriften vormen. De weinige initiatieven echter, die de laatste twee jaar zijn genomen om biosco pen van betekenis te vestigen, met name bijvoorbeeld in Amsterdam, Apeldoorn, Enschede, Haarlem en Heemstede, werden alle met succes bekroond, want daarvoor werd door de nieuwe zakencom- missies de gevraagde toestemming verleend. Tegen de vestiging van nieuwe bioscopen werden ook in het afge lopen jaar vele bezw'aren gemaakt door ter plaatse gevestigde leden. Hierbij beriepen zij zich voornamelijk op de zware belasting druk, de vermindering van het bezoek sedert 1945, alsmede de ver wachte concurrentie van de televisie. Het argument, dat de belasting te hoog was om nieuwe concur rentie op gezonde basis het hoofd te kunnen bieden, woog voor de commissies heel zwaar. Vast staat dat voorzover er toestemming werd verleend voor nieuwe bioscopen dit in vele gevallen slechts aarzelend geschiedde. In dit verband is de vraag gewettigd of bijvoorbeeld een gemeente als Rotterdam wat de heffing van vermakelijkheidsbelasting betreft, niet tegen haar eigen belang heeft gehandeld nu blijkt, dat de weder opbouw van de verwoeste zaken bij de huidige stand van lasten, onmogelijk is. Wanneer in Rotterdam een normaal aantal bioscopen gevestigd zou zijn, zou de belastinopbrengst met 20 waarschijn lijk zelfs hoger liggen dan thans de 12 bioscopen opbrengen onder een belastingdruk van 35 In de practijk zijn ten slotte voorbeelden te over, die uitwijzen, dat in steden waar nieuwe bioscopen werden gevestigd, die nieuwe bioscopen vele nieuwe bezoekers recruteerden en een betrekkelijk gering deel van het bezoekerscontingent der be staande zaken aantrokken. Het bioscoopbedrijf kan de ogen niet sluiten voor het feit, dat bij de uitbreidingsplannen der steden een bescheiden toeneming van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 43