zekeren van een organisatie, die ook hen niet minder dan anderen ter harte gaat. Ten antwoord op dit schrijven heeft het Hoofdbestuur aan deze leden-filmverhuurders medegedeeld, dat, hoewel het zich een oor deel omtrent de in de brief vervatte motieven voorbehield, het noch tans bereid was de suggestie met betrekking tot de bestudering van sommige structurele aspecten van de organisatie eventueel ge zamenlijk met enige van de ondertekenaren in welwillende over weging te nemen. Tevens bevestigde het Hoofdbestuur in deze brief nota te hebben genomen van de mededeling van de Bonds voorzitter, dat de vertegenwoordigers van de ondertekenaren hem desgevraagd hadden verklaard, dat zij geen bezwaar hadden tegen een voorlopige prolongatie van het Overgangsbesluit, dat op 1 April 1951 zou expireren. Ten slotte wees het Hoofdbestuur er op, dat zijn College het bij de Ledenraad ingediende voorstel tot wijziging van het Algemeen Bedrijfsreglement mogelijkerwijze zou kunnen aanhouden, totdat een voor de bestudering van bedoelde materie m het leven te roepen commissie, met haar werkzaamheden gereed zou zijn gekomen. Het grote aantal amendementen van zeer uiteenlopende aard en de mededelingen van bepaalde economische groeperingen in het bedrijf, die van mening waren dat een regeling van de onderwerpe ne materie alsnog aan een verdere bestudering moest worden onderworpen, hadden inmiddels het Hoofdbestuur tot de overtui ging gebracht, dat weliswaar het verlangen in het bedrijf tot een verdergaande regeling van de concurrentieverhoudingen, in het bij zonder met betrekking tot de trust- en concernvorming, vrijwel al gemeen was, maar dat omtrent de inhoud van zulk een regeling en de uitvoering daarvan de meningen verdeeld waren, in elk geval met voldoende gefundeerd. Het Hoofdbestuur achtte het daarom laadzaam het aan de Ledenraad voorgelegde ontwerp niet zonder meer op de eerstvolgende vergadering van deze Raad aan de orde j le"' tenzii zou blijken, dat de Afdelingen er bezwaar tegen zouden hebben het Overgangsbesluit te continueren. Uit het overleg dat hierop zowel met de Afdelingsraad als met het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders heeft plaats gehad, bleek dit laatste niet het geval te zijn. Ondanks dit heeft de Ledenraad echter in zijn vergadering van U Maart het voorstel tot verlenging van het Overgangsbesluit ver worpen, hetgeen voor het Hoofdbestuur aanleiding was om de op l December 1950 aanhangig gemaakte voorstellen tot wijziging van het Algemeen Bedrijfsreglement, niet bij de Ledenraad in behan deling te brengen. Het feit, dat, ondanks de verklaring van de Afdelingsraad en van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders accoord te gaan met een ver- 57

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 59