lenging van het Overgangsbesluit, het desbetreffende voorstel en amendement door de meerderheid van de leden-filmverhuurders en een enkeling van de leden-exploitanten in de Ledenraadsvergade ring konden worden afgestemd, had bij vele leden het verlangen gewekt om het contact van de Afdelingsvergaderingen met hun af gevaardigden in de Ledenraad nauwer aan te halen. Dit bleek onder meer uit een motie welke door de op 27 Maart gehouden jaarlijkse ledenvergadering van de Afdeling Het Centrum werd aangenomen. Een inmiddels dienovereenkomstig door de Afdeling Het Westen ingediend voorstel tot wijziging van de artikelen 25 en 30 van het Algemeen Bondsreglement, werd door het Hoofdbestuur overge nomen en van een gunstig prae-advies voorzien voorgelegd aan de jaarlijkse algemene ledenvergadering, die het op 23 April aan vaardde. Zoals reeds opgemerkt hadden tien leden-filmverhuurders in hun brief dd. 3 Februari gepleit voor een herziening van de structuur van de Bond en zich bereid verklaard zo nodig op korte termijn uitgewerkte voorstellen te dier zake aanhangig te maken. In een schrijven dd. 6 Maart gaven zij met betrekking tot de door het Hoofdbestuur in het vooruitzicht gestelde commissie welke de met de 1 December 1950 ingediende voorstellen tot herziening van het Algemeen Bedrijfsreglement samenhangende vraagstukken aan een nadere studie zou onderwerpen te kennen, dat een derge lijke commissie veeleer tot taak diende te worden gesteld de voor bereiding en uitwerking van voorstellen als in hun brief van 3 Fe bruari omschreven. Het feit evenwel dat de Ledenraad op 12 Maart daaraanvolgend het voorstel tot prolongatie van het Overgangsbesluit had afge stemd, was voor het Hoofdbestuur het bewijs dat de Raad geen nadere bestudering van de onderwerpelijke materie door een com missie wenste. Daarop boden de leden in quaestie op 7 Mei aan het Hoofdbe stuur ter bestudering een zogenaamd „reorganisatie-schema" aan. Na een nauwkeurige bestudering heeft het Hoofdbestuur ten slotte in zijn op 4 December van het verslagjaar gehouden verga dering vastgesteld, dat het dit reorganisatie-schema, op een enkel onderdeel na, niet voor verwezenlijking vatbaar achtte. In een uitvoerig schrijven heeft het Hoofdbestuur de betrokken leden zijn standpunt ter zake nader toegelicht. In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Huurwet deed zich de vraag voor of artikel 11 van het Gewijzigd Algemeen Bedrijfsreglement rechtens vervallen zou zijn. Dit artikel werd indertijd ingevoegd, omdat niet vaststond, dat de verhuur van een bioscoop onder de oude huurbeschermingswet 5S

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 60