60 Het Hoofdbestuur kon evenwel niet de opvatting delen, dat de onkosten van een filmlevering in ieder concreet geval ten minste f40,zouden bedragen. Reeds in 1950 had zijn College ten aan zien van een voorstel van de leden-filmverhuurders betreffende een minimum filmhuur van f 25,de Ledenraad er op gewezen, dat de toepassing van het systeem van een gegarandeerd minimum filmhuurbedrag er toe zou kunnen leiden, dat exploitanten van kleine zaken in weken met een lage recette een filmhuur zouden moeten betalen welke veel hoger is dan het thans geldende maxi mum. In weken met goede recettes zouden deze leden dan niette min de normale filmhuur moeten betalen. Aangezien dit nieuwe voorstel in feite slechts een herhaling van dat van 195Ö was zij het met een verhoging van het mini mum van f25,tot f40,concludeerde het Hoofdbestuur tot een afwijzend prae-advies aan de Ledenraad op grond van de overweging, dat het ongewenst moest worden geacht tot een par tiële herziening van de leveringsvoorwaarden over te gaan, aan gezien voor een juiste beoordeling eerst een overzicht van het gehele complex der wijzigingen noodzakelijk zou zijn. De Afdeling Het Centrum amendeerde het voorstel van de Be drijfsafdeling Filmverhuurders in die zin dat de auteursprijs naar keuze van de verhuurder bedongen zou kunnen worden öf als percentage öf als vast bedrag van maximaal f 30,waarbij, in het laatste geval, een eventuele matineefilm begrepen zou moeten zijn. De Afdeling Amsterdam daarentegen overwoog, dat de te lage recettes in sommige kleine gemeenten in hoofdzaak voorstellingen betreffen, die in de tweede helft van de vertoningsweek worden verkregen. Ten einde zowel aan de bezwaren van het Hoofdbestuur als die van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders tegemoet te komen stelde zij een nieuwe redactie van het onderwerpelijke artikel voor, welke hierop neerkwam dat bij verhuur aan bioscopen met een ge middelde opbrengst van ten hoogste f 260,per vertoningsweek de auteursprijs ook mag worden bedongen als percentage met een garantiesom van ten hoogste f 40, Het Hoofdbestuur kon zich met dit amendement geheel vereni gen en besloot aan de Ledenraad ter zake een instemmend prae- advies uit te brengen. Aangezien de omstandigheden, welke in 1950 geleid hadden tot een verlenging van het Bedrijfsbesluit in zake de Uitvoering der Deviezenregeling, zich gedurende het verslagjaar niet gewijzigd hadden, heeft het Hoofdbestuur aan de Ledenraad het voorstel gedaan tot het vaststellen van een nieuw bedrijfsbesluit overeen komstig de tekst van het gelijknamige besluit van 27 December 1950.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 62