en bioscoopbedrijf, tenzij dat in circulatie blijven brengen zou be
tekenen, dat zij de verplichting erkennen zich garant te stellen.
Daarop heeft er overleg plaats gevonden tussen het Hoofdbe
stuur en een vertegenwoordiger van de voornaamste buitenlandse
productiemaatschappijen, hetwelk tot overeenstemming heeft ge
leid in die zin, dat de integrale betalingen als voorzien in de be
sluiten dd. 6 Februari 1950 worden voldaan.
Ook gedurende 1951 hebben het Hoofdbestuur herhaaldelijk ver
zoeken bereikt om dispensatie van artikel IA van het Bedrij f sre-
glement ter zake van de Filmvertoning. Volgens dit artikel is het
de leden niet toegestaan om in gemeenten, waar meer dan twee
gewone permanente bioscopen gevestigd zijn, in eenzelfde verto-
ningsweek meer dan één hoofdfilm per theater te vertonen of aan
te kondigen.
ïn sommige gevallen hadden deze verzoeken betrekking op het
regelmatig vertonen van een belangrijke reprise of van een film van
uitzonderlijk karakter op een bepaalde avond in de week, bijvoor
beeld op Donderdagavond.
Indien naar de mening van het Hoofdbestuur daartoe aanlei
ding bestond is in onderscheidene gevallen de gevraagde dispen
satie voor een bepaalde periode verleend onder bepaalde voor
waarden.
Naar aanleiding van talrijke verzoeken heeft het Hoofdbestuur
een algemene dispensatie verleend voor het vertonen van een
tweede programma in de vertoningsweek van 27 April tot en met
3 Mei, zulks in verband met het feit dat Maandag 30 April de
verjaardag was van de Koningin en Hemelvaartsdag viel op 3 Mei,
en voorts in de vertoningsweken van 21 tot en met 27 December
1951 en van 28 December 1951 tot en met 3 Januari 1952 in ver
band met het Kerst- en het Nieuwjaarsfeest.
Over de verzending van films en reclamemateriaal aan filmver
huurkantoren of aan hun kluisinrichtingen heeft het Hoofdbestuur
meerdere malen klachten ontvangen. Het is voorgekomen, dat film
verhuurkantoren en hun afnemers schade leden veroorzaakt door
te late aankomst van een pak films of reclamemateriaal, dat gere
tourneerd werd met een bodedienst of als vrachtgoed per spoor.
Het Hoofdbestuur heeft daarom de leden zowel per circulaire
als door publicaties in het Officieel Orgaan in herinnering gebracht,
dat ingevolge artikel 23 der Bondsvoorwaarden de verzending van
alle films en reclamemateriaal steeds moet geschieden per spoor
als expresgoed en dat degenen, die dit voorschrift niet in acht
nemen, aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende schade.
Elders in dit verslag werd reeds gememoreerd, dat bij besluit van
het Hoofdbestuur het Bedrijfsreglement op de Televisie dd. 13 De
cember 1949 met ingang van 15 October van toepassing is ge
worden.
63