Opheffing verbod prijzen verhoging Lidmaatschappen Vertoningsverbod Nazi-films De stijging van de kosten van exploitatie en verhuur, welke na de devaluatie is begonnen en zich aanvankelijk geleidelijk doch later in steeds sterkere mate voelbaar heeft gemaakt, heeft, tezamen met de druk van de zeer hoge vermakelijkheidsbelasting op de ont vangsten, het film- en bioscoopbedrijf in een moeilijke positie ge bracht. Door de geheel onverwachte nieuwe stijging op 12 Februari van het uit het buitenland in te voeren onbelichte materiaal, een stijging van niet minder dan 30 zagen de journaalproducenten en jour naalverhuurders de rentabiliteit van hun ondernemingen in gevaar gebracht. Zij werden voor de keuze gesteld de auteursprijs te ver hogen of op het verbruik van het materiaal te bezuinigen. In verband met deze bijzondere onvoorziene omstandigheden heeft het Hoofdbestuur de journaalleveranciers met onmiddellijke ingang toegestaan de lengte van hun journaals met 10 te bekorten, echter tot een minimum lengte van 250 meter per journaal. Mede naar aanleiding van de dringende verzoeken welke het Hoofdbestuur ter zake ontving, heeft zijn College voorts besloten tot intrekking van het verbod van 15 Maart 1950 om zonder zijn schriftelijke toestemming de entreeprijzen te wijzigen en de leden geadviseerd hun entreeprijzen in overeenstemming te brengen met de gestegen kostenindex. Het Hoofdbestuur hoopt dat door deze aanpassing kan worden bereikt, dat de leden-filmverhuurders, die participeren in de opbrengst, enig verhaal hebben wat betreft de zeer gestegen materiaalkosten. In 1951 werden 26 nieuwe leden toegelaten. Door verlies van de vereisten of als gevolg van overlijden vervielen 20 leden van het lidmaatschap. Er waren op 1 Januari 1952 ingeschreven 366 leden, die geza menlijk 582 zaken exploiteerden. De specificatie dezer zaken is op genomen op pagina 49 van dit verslag. Reeds in het verslag over 1950 zijn in het kort de meningsver schillen uiteengezet, welke er gerezen zijn tussen het Hoofdbestuur en. het Nederlands Beheersinstituut in zake het door de Ledenraad op 13 December 1949 uitgevaardigde verbod aan de leden om films, vervaardigd in Duitsland in het tijdvak van 28 Februari 1933 tot 5 Mei 1945, en films vervaardigd in Oostenrijk in de periode van 12 Maart 1938 tot 5 Mei 1945 te verhuren en/of te vertonen, tenzij 64

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 67