voorstel geplaatst om artikel 11 van het Algemeen Bedrij f sregle- ment te schrappen. Dit artikel bevat een bepaling omtrent de ar bitrage over geschillen tussen eigenaars en huurders van bioscopen over de vraag of verlenging van een huurcontract al dan niet rede lijk moet worden geacht. Na het in werking treden van de nieuwe Huurwet werd namelijk in twijfel getrokken, of zulk een arbitrage verplichting niet in strijd was met deze wet. Op verzoek van het Hoofdbestuur werd de behandeling van het voorstel echter aange houden in afwachting van een nader juridisch advies omtrent de draagwijdte van de nieuwe Huurwet. In dezelfde vergadering heeft de Ledenraad ongegrond verklaard een ingesteld hoger beroep tegen een beslissing van het Hoofdbestuur, waarbij afwijzend was beschikt op een aanvrage voor de vestiging van een permanente bioscoop-B. De Raad verklaarde zich onbevoegd kennis te nemen van een door een lid-exploitant aanhangig gemaakt hoger beroep tegen een weigering van het Hoofdbestuur om een derde scheidsman als bedoeld in artikel 11 van het Algemeen Bedrijfsreglement te be noemen ter verkrijging van een in dat artikel omschreven arbitrale uitspraak in zake de huur van een bepaalde bioscoop. De derde vergadering van de Ledenraad vond plaats op 18 De cember. Aan de orde was gesteld een voorstel van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders tot wijziging van artikel 10 van het Bedrijfsregle ment ter zake ener Aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films in dier voege, dat de minimum auteurs- prijs van een hoofdfilm zal worden bepaald op f 40,per film en per plaats. Blijkens de toelichting op dit voorstel was dit minimum bedoeld als een minimale onkostenvergoeding. Het Hoofdbestuur had op dit voorstel een afwijzend prae-advies uitgebracht en er waren amendementen van de Afdeling Het Centrum en van de Afdeling Amsterdam. De Afdeling Het Centrum wilde namelijk bepalen, dat naar keuze van de verhuurder de auteursprijs zou mogen worden bedongen óf in de vorm van een aandeel in de opbrengst van de hoofdfilm óf in de vorm van een vast bedrag van maximaal f 30,waarbij in het laatste geval een eventuele ma- tineefilm inbegrepen dient te zijn. Het amendement van de Afde ling Amsterdam kwam hierop neer, dat van het verbod om garant'e- bedragen te vragen uitgezonderd zouden worden de bioscopen, welke volgens een door het Bondsbureau per kalenderjaar op te maken lijst een opbrengst hebben van ten hoogste f 260,gemid deld per vertoningsweek. In deze overeenkomst zou de auteursprijs ook mogen worden bedongen in de vorm van een aandeel in de op brengst van de desbetreffende hoofdfilm met een garantiesom van ten hoogste f 40,Op dit laatste amendement had het Hoofdbe stuur een gunstig prae-advies uitgebracht. De Ledenraad heelt na 82

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 87