D, BEDRIJFSAFDELING FILMVERHUURDERS 91 ANK zij het feit, dat het aantal bezoekers aan de Nederlandse bioscopen in 1951 ongeveer op hetzelfde niveau is gebleven als in 1950, hebben de recettes zich kunnen handhaven. Verheugend is dit resultaat allerminst, als men in aan merking neemt de grote daling van de recettes, die in 1946 is begonnen, en daar tegenover stelt de aanzienlijke stijging van de kosten van het bedrijf. Ook voor wat de filmverhuurkantoren betreft is er in 1951 een hoge stijging van kosten geweest. De prijzen van de copieën zijn aanzienlijk gestegen en hetzelfde geldt voor practisch alle onkosten, die op het bedrijf drukken. Zo is bijvoorbeeld het aantal geïmporteerde kleurencopieën, dat in 1950 180 bedroeg, gestegen tot 223 in 1951. Het bestuur heeft zich dan ook genoodzaakt gezien middelen te beramen om compensatie te vinden voor de sterk gestegen kosten. Reeds in het begin van het jaar heeft het bij het Hoofdbestuur voorgesteld maatregelen te nemen om tot een verhoging van de entreeprijzen der bioscopen met 20 te komen. Ook heeft het bestuur voorgesteld een uniforme regeling te treffen voor de betaling van reclamehuur en het heeft tevens aangedrongen op verhoging van de maximum filmhuur. Als gevolg van de bemoeiingen van het Hoofdbestuur hebben vele bioscopen hun entreeprijzen verhoogd, maar als wij de jaarcijfers overzien, moeten wij con stateren, dat nog altijd een aantal bioscopen niet tot verhoging van de entree prijzen is overgegaan en dat bij een aantal andere bioscopen de verhoging niet voldoende is geweest. Daarbij komt nog, dat het aandeel, dat de filmverhuurders van de bioscoop- recettes in 1951 hebben ontvangen, ten opzichte van 1950 iets is achteruitgegaan, zodat van een verbetering van het gemiddelde filmhuurpercentage nog geen sprake is. Het aantal in 1951 ingevoerde hoofdfilms is dit jaar voor het eerst onder 400 gedaald; het bedroeg namelijk 382 tegen 403 in 1950. Verder is gebleken, dat het aantal geïmporteerde Amerikaanse hoofdfilms met 26 is gedaald en dat het aantal geïmporteerde niet-Amerikaanse films met 5 is toegenomen. Bij verdere analyse blijkt, dat het aantal door de filialen der Ame rikaanse maatschappijen ingevoerde films in 1951 met 6 is gestegen, zodat de achteruitgang geheel ten koste van de zelfstandige filmverhuurkantoren, wier aantal Amerikaanse films met niet minder dan 32 is verminderd, heeft plaats gehad. Andermaal moet dus worden geconstateerd, dat de inkoopmogelijkheden op de Amerikaanse markt voor de zelfstandige filmverhuurders steeds geringer worden. Het debiet der Europese films heeft zich ook in 1951 uitstekend gehandhaafd. Wat reeds in 1950 was geconstateerd, namelijk dat de recettes der Europese weken gemiddeld genomen niet onaanzienlijk beter zijn dan die van de Amerikaanse weken, heeft zich in 1951 voortgezet. Het aantal geïmporteerde Engelse hoofdfilms is in 1951 verminderd tot 36 tegen 40 in 1950, zonder dat dit afbreuk heeft gedaan aan de met deze films be haalde resultaten. Het aantal Franse films heeft zich op 27 gehandhaafd. De Italiaanse films hebben haar positie goed gehandhaafd, slechts een kleine ver mindering van het aantal, namelijk van 26 tot 24, is geconstateerd. De films uit West-Duitsland blijken dit jaar meer belangstelling te hebben getrokken en het is dan ook begrijpelijk dat het aantal van deze films is gestegen van 16 tot 24. Het aantal films afkomstig uit Oost-Duitsland heeft zich op 3 gehandhaafd. Een aanmerkelijke vooruitgang toont de invoer uit Denemarken, welke dit jaar 5 films bedroeg tegen 1 in 1950. Ook de Mexicaanse films mochten zich in meer be langstelling verheugen en het aantal daarvan nam toe van 1 tot 4. Daarentegen daalde het aantal Russische films van 7 tot 2. Verder werden in 1951 geïmpor teerd 2 Zwitserse, 1 Argentijnse, 1 Spaanse en 1 Australische film.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1951 | | pagina 93