93
Hoofdbestuur heeft aan dit verzoek gevolg gegeven en de Ledenraad heeft op
18 December het nieuwe Bedrijfsbesluit goedgekeurd, zodat ook in 1952 elke
bioscoop gedurende ten minste 12 weken hoofdfilms zal vertonen, die niet ver
vaardigd zijn in de Verenigde Staten van Noord-Amerika.
Het bestuur heeft nog een poging gedaan om de artikelen 3 en 4 uit het
Besluit verwijderd te krijgen. Deze artikelen regelen respectievelijk de verplich
ting om elke hoofdfilm afzonderlijk te verhuren en de leveringsplicht. Het Hoofd
bestuur had daartegen grote bezwaren.
Op advies van de Studiecommissie, ingesteld door de drie stedelijke exploi
tantenafdelingen en onze afdeling, heeft het bestuur een voorstel gedaan om het
Advertentiebesluit zodanig te wijzigen, dat het maximum formaat der adver
tenties vergroot is. Dit voorstel werd in de ledenvergadering van 12 Januari
behandeld en goedgekeurd.
Of het nu aan het Advertentiebesluit of aan de hoge advertentietarieven is
te danken, dat de advertenties in de dagbladen tot redelijke proporties beperkt
blijven, is een open vraag. Wel hebben enige leden soms de in het Advertentie
besluit gestelde limieten overschreden, maar deze overtredingen achtte het be
stuur niet van zodanig belang, dat daartegen drastische maatregelen genomen
moesten worden. Het valt namelijk niet te ontkennen, dat de beperking van
de advertentieruimte onder bijzondere omstandigheden wel eens grote moeilijk
heden oplevert. Verschillende leden hebben herhaaldelijk op opheffing van het
Advertentiebesluit aangedrongen, maar het bestuur heeft daaraan geen mede
werking willen verlenen.
In het begin van het verslagjaar heeft de heer H. F. J. M. A. von Frijtag
Drabbe om gezondheidsredenen ontslag genomen als voorzitter van de Centrale
Commissie voor de Filmkeuring. Als zijn opvolger werd benoemd Mr. D. Bijden-
dijk, voor ons bedrijf geen onbekende, aangezien hij jarenlang secretaris van
de Centrale Commissie voor de Filmkeuring en lid van de Huishoudelijke Com
missie is geweest. Voor zover het in de verhouding tussen de censor en de ge
censureerde mogelijk is, bestaat er tussen Mr. Bijdendijk en het filmverhuur-
bedrijf een uitstekende verstandhouding, die gebaseerd is op wederzijds begrip
voor eikaars problemen en moeilijkheden. Het is een verheugend verschijnsel, dat
het aantal klachten over onredelijke keuringsuitslagen is afgenomen en dat onder
leiding van de nieuwe voorzitter der Rijksfilmkeuring meer waardering blijkt te
bestaan voor het culturele en artistieke aspect van de film.
Anders stond het met de beslissingen van de Katholieke Filmcentrale. Het
aantal klachten daarover was legio, maar in wezen zijn deze terug te brengen
tot de zeer stringente normen, die de Katholieke Filmcentrale nu eenmaal toe
past. De Katholieke Filmcentrale heeft een verzoek gedaan om voor bepaalde
keuringen keuringsloon te mogen heffen. Daartegen heeft het bestuur zich ver
zet en het heeft de leden per circulaire medegedeeld, dat zij op grond van het
nakeuringsaccoord tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor Ge
meenschappelijke Filmkeuring en de Nederlandsche Bioscoop-Bond niet verplicht
zijn keuringsloon te betalen.
De Katholieke Filmcentrale en de Katholieke Filmactie hebben op 30 en 31
Maart in Utrecht een congres gehouden, waaraan ook door een aantal leden van
de Bond is deelgenomen. De administrateur heeft dit congres als gedelegeerde
van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders bijgewoond.
Reeds in 1950 is van de zijde van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders een
poging gedaan om in artikel 11 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaar-
den een nieuwe bepaling opgenomen te krijgen behelzende, dat een bepaald
bedrag als minimum filmhuur van een hoofdfilm ongeacht het aantal vertonin
gen per vertoningsweek door de huurder zal worden betaald. Die poging is
toen mislukt, omdat, na een afwijzend prae-advies van het Hoofdbestuur en van