110 Opnieuw werd de kaderannonce onderwerp van uitvoerige bespreking. Fr bleek enig misverstand te bestaan omtrent de afspraak/welke met betrekkino tot de wijziging van de annonce was gemaakt. Daarom werd vastgelegd welke regels thans definitief voor de kaderannonce gelden. Ten slotte nam de vergadering het besluit om de bioscoopvoorstellingen op Oudejaarsavond om tien uur te beëindigen. In verband met de opheffing van de bouwstop en de geruchten, welke de ronde deden omtrent plannen voor de vestiging van nieuwe bioscopen in de hoofdstad, oriënteerde het Bestuur zich in het begin van het verslagjaar over de ontwikkeling*- en uitbreidingsplannen der gemeente Amsterdam, ten einde een overzicht te verkrijgen van de richting, waarin zich de vestiging van nieuwe bioscopen zou moeten bewegen. Daartoe verkreeg het Dagelijks Bestuur een onderhoud met Wethouder Van der Velde, welk onderhoud zeer verhelderend werkte. De Wethouder gaf een volledig overzicht van de uitbreidings- en sanerings plannen. Het bleek, dat het de bedoeling was om het centrum te ontlasten dooi de bevolking en de uitgaanscentra te spreiden. Verder bleek, dat de voornaamste uitbreidingen zouden plaatsvinden in West, in en bij het gebied Slotermeer, ten Zuiden van de Stadionkade, bij de Rivierenlaan, alsmede tussen Watergraafs meer en Betondorp. Wethouder Van der Velde zette uiteen, dat in die buurten nieuwe ontspanningscentra zouden worden gesticht, en dat daar ook plaats was gereserveerd voor nieuwe bioscopen. Het Bestuur kwam tot de conclusie, dat in de nieuwe buurten gedurende de eerste vijftien a twintig jaar behoefte zou ontstaan aan ongeveer tien a twaalf nieuwe bioscopen, doch dat de binnenstad reeds was verzadigd. Besloten werd dit principe in het oog te houden voor het geval aanvragen om toestemming voor nieuwe bioscopen zouden worden ingediend. Inderdaad moest het Bestuur in Mei de Commissie Nieuwe Zaken van advies dienen met betrekking tot het plan-Flora Theater in Amsterdam-C. In een zeer uitvoerig gedocumenteerd rapport heeft het Bestuur uiteengezet, dat zijns inziens de behoefte aan nieuwe bioscopen niet in het centrum, maar in de nieuwe buiten wijken van Amsterdam aanwezig moest worden geacht. Voorts betoogde het. dat aan het plan als zodanig nog andere grote bezwaren kleefden, weshalve het tot de conclusie kwam, dat de gevraagde toestemming behoorde te worden ge weigerd. Een dergelijk positief advies was uniek. Desondanks deelde de Commissie Nieuwe Zaken de opvatting van de Afdeling Amsterdam niet. Zij was van oordeel, dat er in het propvolle centrum wel een bioscoop bij kon. Het Bestuur ging tegen deze beslissing in beroep, maar zij werd door c!c Beroepcommissie bevestigd. Zeer teleurgesteld over deze gang van zaken meende het Bestuur, dat het weinig nut had in de toekomst nog adviezen uit te brengen en gaf van zijn desbetreffend besluit aan de Commissie Nieuwe Zaken kennis bij gelegenheid van de behandeling der volgende aanvrage voor Amsterdam, namelijk die be treffende het plan-Apollo. De gronden, waarop dit besluit was gebaseerd, bracht het in een uitvoerig schrijven aan het Hoofdbestuur ter kennis. Een afschrift daarvan werd tevens aan de Commissie Nieuwe Zaken gezonden. Toen de aanvrager in hoger beroep ging, omdat de Commissie zijn desbetreffend verzoek had afgewezen, keerde het Afdelingsbestuur op zijn besluit terug en verzocht de Beroepcommissie het beroep niet alleen af te wijzen op grond van de overwegingen der Commissie Nieuwe Zaken, waarmede het zich in dit geval volkomen kon verenigen, maar ook niet in de laatste plaats op grond van de fervente strijd, welke de Afdeling reeds geruime tijd tegen de discriminerende vermakelijkheidsbelasting voor de bioscopen voert. Het was van mening, dat de gemeente duidelijk moest worden gemaakt, dat onder de huidige belasting heffing geen nieuwe risico's kunnen kunnen worden aanvaard en dat het bedrijf

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 113