1950 is uitgebracht, is door een vrijwel geheel Nederlandse staf vervaardigd, waarbij de heer L. W. R. Meyer de leiding van de productie op zich heeft genomen. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. J. L. M. Th. Cals, die de Nederlandse film een warm hart toedraagt, heeft er prijs op gesteld persoonlijk de eerste opnamen bij te wonen van „Sterren stralen overal", welke op Woensdag 15 Octo- ber in aanwezigheid van de Burgemeester van Amsterdam, Mr. Arn. J. d'Ailly, Dr. N. R. A. Vroom, hoofd van de Afdeling Kun sten van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, het Hoofdbestuur en vele andere genodigden plaats vonden in de Cinetone Studio's te Duivendrecht. De Voorzitter van de Raad van Beheer van de Stichting „Nederlandse Filmstudio", de heer W. K. G. van Royen, heeft de Minister bij deze gelegenheid dank gebracht voor de medewerking, welke hij aan de onderhavige productie heeft verleend, en de hoop uitgesproken, dat deze productie door meer dere zou worden gevolgd. De Minister spoorde in zijn antwoord de Nederlandse filmmakers aan hun taak met geestdrift te vervul len opdat ook de Overheid er geestdriftig zijn steun aan zal kunnen verlenen." Na de bezichtiging van de studio's, werkplaatsen en het labora torium van Cinetone heeft de Minister zijn waardering betuigd voor de inrichting daarvan. De journaalfilmproductie wist haar niveau in 1952 te handhaven. Het „Neerlands Nieuws" werd wederom in het overgrote deel van de Nederlandse bioscopen vertoond. Onderscheidene leden hebben in 1952 bij de filmvervaardiging met succes gebruik gemaakt van kleurenfilmmateriaal. Daarbij is zowel het Technicolor als het Gevacolor-procédé toegepast. Films, vervaardigd volgens het laatstgenoemde systeem, kunnen in de Ne derlandse laboratoria worden ontwikkeld. Aangezien bijna 23 van het aantal ingevoerde hoofdfilms in 1V52 Ult kleurenfilms bestond, welker copieën niet in Nederlandse laboratoria kunnen worden gedrukt, tegen 20 in 1951, en het aan tal kleurencopieën 42 van de totale import bedroeg, tegen 40 t betekent dit wederom een, zij het geringe, vermindering van opdrachten tot vervaardiging van copieën aan het Nederlandse film- tabncagebedrijf. Een verdere aanwijzing daarvoor is een kleine terugloop in het aantal ingevoerde negatieven. De totale productiecapaciteit van de negen bij de Nederlandsche öioscoop-Bond aangesloten laboratoria per vierenveertig-urige werkweek bedroeg aan het einde van het verslagjaar 495.000 m normaal- en 197.000 m. smalfilm. Het Hoofdbestuur was ook gedurende 1952 in de Raad van Be heer van de Stichting „Nederlandse Filmstudio" vertegenwoordigd 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 31