tikel 1D van het reglement dispensatie van bedoeld verbod verleend. Een algemene dispensatieregeling bleek echter wenselijk. Dientengevolge besloot het Hoofdbestuur, na overleg met de Af- delingsraad zowel als met het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Film verhuurders, om van het verbod in quaestie een algemene dispen satie te verlenen voor ten hoogste twaalf vertoningsweken per ka lenderjaar, zodat de betrokken leden gerechtigd zijn gedurende twaalf weken twee hoofdfilms per week te vertonen, mits niet meer dan één hoofdfilm in eenzelfde voorstelling en per dag. Hieraan is echter de voorwaarde verbonden, dat de weken, waarin twee hoofdfilms worden vertoond, niet op elkaar aansluiten. Uiteraard kan van deze dispensatie alleen gebruik worden gemaakt met in achtneming van de contractuele verplichtingen. Het Hoofdbestuur heeft er de leden op gewezen dat deze alge mene dispensatie geen ontheffing impliceert van de in artikel 1 van het Bedrijfsbesluit Deviezenregeling omschreven verplichting om gedurende twaalf weken hoofdfilms te vertonen, die niet zijn ver vaardigd in de Verenigde Staten van Noord-Amerika en waarvoor geen dollars betaald worden, respectievelijk geen dollarschuld ont staat. Naar aanleiding van talrijke verzoeken heeft het Hoofdbestuur een algemene dispensatie verleend voor het vertonen van een tweede programma in de vertoningsweek van 16 tot en met 22 Mei, zulks in verband met het feit, dat Hemelvaartsdag op 22 Mei viel. Eveneens heeft het Hoofdbestuur, na advies te hebben ingewon nen van de Afdelingsraad en van het Bestuur van de Bedrijfsafde ling Filmverhuurders, in verband met de programmering een tijdige indeling van de Kerst- en Nieuwjaarsweken vastgesteld. In enige uitzonderlijke gevallen heeft het Hoofdbestuur onder voorbehoud van goedkeuring door De Nederlandsche Bank aan leden-filmverhuurders toegestaan een hoger filmhuurpercentage te bedingen. Het bleek echter, dat bepaalde leden-filmverhuurders in afwachting van een beslissing op een door hen ingediende aan vrage, van de leden-exploitanten hogere verhuurpercentages tracht ten te bedingen. Ter beantwoording van de verzoeken om inlichtingen over het verhuren en huren van bepaalde films tegen afwijkende voorwaar den heeft het Hoofdbestuur de leden bij rondschrijven medege deeld, dat het niet geoorloofd is voor een filmprogramma inclusief bijwerk, doch exclusief journaals, een hogere filmhuur dan 32J/Ï van de netto-recette te bedingen of te betalen. Het Hoofdbestuur heeft er voorts op gewezen, dat, indien aan een lid-filmverhuurder dispensatie is verleend om voor een met name genoemde hoofdfilm 66

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1952 | | pagina 71