96
tweede het vervallen van de aftrek van variététoeslag van de opbrengst der
filmvoorstellingen bij de berekening van de filmhuursom.
Verder stelde het Hoofdbestuur voor de filmhuur van driedimensionale en
panoramische films uit te zonderen van het filmhuurmaximum en de mogelijk
heid te openen tot verhuur op sliding scaïe tot een maximum filmhuur van 40
Deze voorstellen zijn in den brede in de ledenvergadering van 28 September
besproken. Het is nu niet meer interessant de talrijke amendementen, die op
dit complex van voorstellen waren ingediend, aan een beschouwing te onder
werpen. Wij willen volstaan met twee belangrijke punten uit de discussie te
releveren.
Er werden ten eerste vele bezwaren geopperd tegen het sliding scale-systeem,
voornamelijk omdat men de mogelijkheid van een uitwerking ten nadele van de
filmverhuurders voorzag. Deze bezwaren werden ten dele ondervangen door
een amendement behelzende dat de onderste grens van de sliding scale verhoogd
werd van YlVi toft 22J/£ Het andere puntx betrof een reeds vroeger door het
Bestuur kenbaar gemaakt verlangen om in het zakenverkeer tussen bioscoop
ondernemers en filmverhuurders ten aanzien van de omzetbelasting op dezelfde
wijze te handelen als elders in de handel overal overeenkomstig de wet ge
bruikelijk is. Dit leidde tot het voorstellen van een amendement tot wijziging
van artikel 10 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden in dier voege,
dat de door de bioscooponderneming verschuldigde omzetbelasting niet langer
voor een groot deel op de filmleverancier zou kunnen worden afgewenteld.
Het vorenbedoelde amendement van de Bedrijfsafdeling betreffende de sliding
scale werd in de vergadring van de Ledenraad goedgekeurd. Tegen het andere
amendement werd echter bezwaar gemaakt, hetgeen er toe leidde, dat de Be-
drijwsafdeling het amendement terugnam zich daar het recht voorbehoudende
eerlang de kwestie van de aftrek van omzetbelasting opnieuw aan de orde te
stellen.
De Ledenraad heeft de voorstellen van het Hoofdbestuur met betrekking tot
de leveringsvoorwaarden ten slotte goedgekeurd, waarbij nog gereleveerd moet
worden een wijziging van artikel 12 van het Aanvullingsreglement Bondsvoor
waarden, waardoor aan de Bondsarbitrage de bevoegdheid werd verleend om
ingeval een bioscoopondernemer met het nakomen van een vertoningsver
plichting in gebreke blijft, zo nodig een lager bedrag dan de filmhuur berekend
naar de opbrengst van een uitverkocht huis toe te wijzen. De practijk had namelijk
geleerd, dat zich gevallen kunnen voordoen, waarbij stringente handhaving van
het bestaande voorschrift tot onbillijkheid kan leiden.
In dezelfde vergadering van de Ledenraad werd op voorstel van het Hoofd
bestuur het Bedrijfsbesluit; in zake de Uitvoering der Deviezenregeling met een
jaar verlengd, zodat ook in 1954 elke bioscoop gedurende ten minste twaalf
weken niet-Amerikaanse hoofdfilms zal vertonen.
Eind Mei zag de heer J. S. Croeze zich om gezondheidsredenen genoodzaakt
zijn functie als voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, neer te leggen
en zich ook uit zijn andere werkzaamheden voor de organisatie terug te trekken.
Toen de heer Croeze enige maanden later weer aan de beterende hand was,
heeft het Bestuur hem in een daartoe speciaal belegde vergadering dank gebracht
voor zijn vele en belangrijke diensten. De nieuwe voorzitter, de heer J. Weening,
heeft daarbij een hartelijke toespraak gehouden, waaraan wij het volgende ont
lenen: Het bedrijf in het algemeen en de Bedrijfsafdeling in het bijzonder zijn
de heer Croeze veel dank verschuldigd voor al datgene, wat hij in zijn vele
functies gedurende een lange reeks van jaren heeft gepresteerd. Vrijwel alle
leden-filmverhuurders hebben het genoegen gehad dikwijls met hem in aanra
king te komen, waarbij zij konden profiteren van zijn grote kennis en ervaring
in dit vak. Het bedrijf heeft de heer Croeze leren kennen als een ener
giek, hulpvaardig en rechtschapen mens. Hij heeft zich daardoor een
grote plaats ir* veler harten veroverd. Het is bekend, dat de heer Croeze tijdens