102
haar lijsten van aanbevolen en geschikt verklaarde films per circulainre op
te wekken geen onbeoordeeld materaal meer te gebruiken, n.b. met het argu
ment, dat een aantal filmverhuurders in het geheel niet en anderen slechts ten
dele hun films aan een beoordeling wensten te onderwerpen. Dit was toch
wel in flagrante strijd met de oorspronkelijke opzet van de boordelingscom-
missie, zoals Film en Jeugd die steeds had kenbaar gemaakt, namelijk het
vrijwillig karakter van het ter beoordeling aanbieden van films en het uit
sluitend publiceren van gunstige beoordelingen.
Onder deze omstandigheden zag het Afdelingsbestuur zich genoodzaakt de
filmverhuurders te adviseren geen verdere medewerking aan Film en Jeugd
te verlenen.
De heer E. Alter heeft in een der ledenvergaderingen bij het Bestuur aan
gedrongen op het ontwerpen van reglementaire voorschriften betreffende het
al of niet vervallen van vastgestelde inzetdata bij prolongatie. Het Bestuur
achtte het niet mogelijk hiervoor een onder alle omstandigheden bevredigende
regeling te ontwerpen, maar het was gaarne bereid als de heer Alter zich
daartoe wel in staat achtte, zijn ontwerp te bestuderen.
Korte tijd later mocht het Bestuur inderdaad zulk een ontwerp van de heer
Alter ontvangen. Na een grondige bestudering kwam het Bestuur evenwel
tot de conclusie, dat dit ontwerp niet aanvaardbaar was, althans dat de moei
lijkheden die zich bij prolongatie van film voordoen, daardoor niet konden
worden opgelost.
In de ledenvergadering van 3 Juli werden door enige leden klachten geuit
over grote moeilijkheden, die zich zouden voordoen bij de afwikkeling van de
lopende filmhuurcontracten als gevolg van een aankondiging van de Ameri
kaanse filiaalkantoren gericht aan de leden-exploitanten, dat zij niet bereid
waren na 31 December 1953 verlenging van hun lopende contracten toe te
staan. Daardoor zouden vele leden-exploitanten zich genoodzaakt zien alle
nog openstaande Amerikaanse films af te nemen en de films van de andere
filmverhuurders op te schuiven tot na 31 December.
Ten einde een juist inzicht in deze zaak te krijgen heeft het Bestuur een
enquête onder de leden gehouden. Slechts weinige leden hebben daarop ge
reageerd, zodat aangenomen moest worden dat het grootste gedeelte van de
filmverhuurders van de hier bedoelde moeilijkheden geen hinder ondervond.
Uit de antwoorden op de enquête bleek bovendien, dat er van een veront
rustende toestand niet gesproken kon worden.
In begin December deed het Hoofdbestuur per circulaire aan alle leden
mededeling van een gewijzigde indeling van de vertoningsweken in de periode
waarin de Kerst- en Nieuwjaarsdagen vielen. Verschillende leden-filmverhuur-
ders beklaagden zich er over, dat zij in moeilijkheden geraakten door de zo
late afkondiging van deze gewijzigde indeling, ook al omdat niet alle leden
exploitanten bereid waren de aanwijzingen van het Hoofdbestuur op te volgen.
Op grond van deze bezwaren heeft het Afdelingsbestuur zich tot het Hoofd
bestuur gewend met een brief waarin de vorenbedoelde bezwaren zijn om
schreven, waarin is uiting gegeven aan de vrees, dat door de circulaire van
het Hoofdbestuur, welk© zo kort voor de Kerstdagen'en nadat alle programma's
reeds waren ingedeeld verscheen, grote verwarring zou ontstaan en dat een
en ander veel twijfel tussen leden-filmverhuurders en leden-exploitanten zou
veroorzaken en waarin ten slotte verzocht is alsnog aan de leden te berichten,
dat de circulaire van het Hoofdbestuur bedoeld was als een advies in deze
zin, dat de leden in de gevallen, dat zich onoverkomelijke moeilijkheden
mochten voordoen, met elkaar te rade kunnen' gaan om een gewijzigde indeling
der Kerst- en Nieuwjaarsweken te maken.