nemen. Hierin werd namelijk aan de hand van gegevens welke van de zijde van het! Bureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zijn gepubliceerd, een historisch overzicht gegeven van de belasting sedert haar ontstaan in het „droit des pauvres"; op grond daarvan bouwde men de stelling op dat deze belasting slechts een verteringsbelasting was, die door het publiek verschuldigd was alsof die paar procenten van destijds niet bijna vertienvoudigd waren. Het ergste was nog dat het prae-advies suggereerde door vergelijking van de ontvangsten van 1939 en 1952 dat de ont vangsten van de bioscopen verdubbeld zouden zijn. Men verzuimde echter te vermelden, dat deze cijfers mede waren ontstaan door de uitbreiding met twee nieuwe zaken en ook, dat de indexcijfers sedert 1939 tot het drievoudige waren'gestegen. Natuurlijk vergat men daarbij ook dat de gemeente in 1939 uit het bioscoopbedrijf circa f 115.000,— aan vermakelijkheidsbelasting ontving en in 1952 bijna het drievoudige, namelijk circa f 450.000,en dit zonder dat daar tegenover enige prestatie van het Gemeentebestuur stond. Terwijl men terzelfder tijd f 100.000,— uitgaf ten behoeve van straatversiering en -verlichting, beklaagde men zich over de tekor ten, die blijkens latere publicaties overschotten van ettelijke mil- lioenen bleken te zijn. De ten tijde verschenen publicaties hebben op het prae-advies en onze repliek daarop, uitvoerig de aandacht gevestigd. Het mocht geen verwondering wekken dat in een gemeente waar het bestuur zo weinig begrip bleek te hebben zowel voor de film en zijn betekenis als voor de functie van de bioscoop, zo ver af stond van hel; aanzienlijke deel der ingezetenen dat regelmatig de bioscopen bezoekt, en ei' kennelijk alleen op uit was om de baten te incasseren, het bedrijf de handen ineensloeg om de betekenis van de Haarlemse bioscopen te manifesteren. Er werd in overleg met het Hoofdbestuur besloten om de exploitaties voor zover mo gelijk naar de omgeving, waar het belastingtarief wel aanzienlijk lager was, te verplaatsen. Het ongerief voor het publiek zou dan zo klein mogelijk blijven en het zou slechts de gemeente zijn, die hiervan de nadelen zou ondervinden. Toen het Gemeentebestuur tot de overtuiging, kwam dat de ge voerde politiek een averechts effect kreeg, het de exploitanten ernst was met hun voornemen tot een krachtige actie over te gaan en Haarlem in het brandpunt kwam te staan van de vermakelijk- heidsbelastingkwestie, nodigde het het Hoofdbestuur uit tot nader overleg. Het Hoofdbestuur meende dit overleg niet uit de weg te moeten gaan en machtigde de Bondsdirecteur met het Gemeente bestuur in contact te treden. Hierna hebben enige besprekingen plaats gehad tussen de Bondsdirecteur, de Burgemeester en de Wethouder van Financiën van Haarlem, alsook met deze laatste 11

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 10