106 gadering. In verband hiermede gaf zij het Afdelingsbestuur opdracht om in contact te treden met het Bestuur van de Nederlandsche Vereeniging. van Bio scoopreclame-Exploitanten ten einde te overleggen of het mogelijk zou zijn om in de bioscopen ook die films in vertoning te brengen, welke hoewel zij een propagandistisch element bevatten, toch een waardevol onderdeel van het bio scoopprogramma kunnen zijn. Immers onderscheiden verdienstelijke opdracht- films hebben het niet tot een roulement in de Nederlandse bioscopen kunnen brengen, omdat zij een reclame- of een propaganda-element niet van chari tatieve of sociale aard bevatten, hetwelk haar vertoning in de bioscopen krachtens de pachtovereenkomsten, tussen de leden van vorengenoemde Vereeni ging en de leden-exploitanten van de Nederlandsche Bioscoop-Bond uitsluit. Het Afdelingsbestuui; heeft bij het Bestuur der Vereeniging veel begrip voor dit vraagstuk gevonden; zodat aan het einde van het verslagjaar in gemeenschap pelijk overleg een aantal normen waren vastgesteld, welke de basis kunnen vormen voor het opstellen van een overeenkomst, welke tö zijner tijd ter goed keuring aan het Hoofdbestuur kan worden voorgelegd. Mocht een dergelijke overeenkomst de approbatie van het Hoofdbestuur weten te verwerven, dan zou daardoor het debiet van de korte Nederlandse film in niet onbelangrijke mate worden uitgebreid. De ledenvergadering der Afdeling betreurde het, dat het Bedrijfsreglement inzake de Vertoning van Nederlandse Films, dat zijn voor de productie van korte Nederlandse films zo stimulerende werking onder hoopvolle omstandigheden in de zomer van 1947 was begonnen, ten gevolge van de kort daarop gevolgde discriminerende belastingpolitiek van de Overheid, welke de film in een fiscale uitzonderingspositie plaatste, in zijn werking is gefrustreerd. Zij sprak het ver trouwen uit, dat, indien de Overheid aan deze ongemotiveerde discriminatie in de heffing der vermakelijkheidsbelasting een einde zou hebben gemaakt, het bedrijf bereid zal zijn korte Nederlandse films' weer' in grotere mate te vertonen. Een der belangrijkste punten van het program betrof het vraagstuk van de financiering van speelfilms ten einde tot een bescheiden continue productie te geraken, indien een algemene verlaging der vermakelijkheidsbelastingheffing amortisatie zou toelaten. De ledenvergadering memoreerde, dat, ondanks de voort durende en dringende verzoeken van het Hoofdbestuur, in de belastingheffing nog geen principiële wijziging was, gebracht en dat het rapport van de indertijd door de Regering ingestelde Interdepartementale Commissie ter bestudering van de invloed van deze belastingheffing op def filmproductie, welke Commissie? reeds in 1950 met haar taak gereed heette te zijn gekomen, nooit is gepubliceerd. De vergadering bleek unaniem van mening, dat een continue speelfilmpro ductie nimmer kan ontstaan door middel van een stelsel van incidentele subsidies van dé Overheid. Aan de eerder genoemde Interdepartementale Commissie was indertijd van bedrijfszijde een, even eenvoudig als doeltreffend op de practijk ge baseerd, plan voorgelegd, dat voorzag in het in het leven roepen van een centraal financieringsorgaan door het bedrijfsleven zelf, welk orgaan ten doel zou hebben een belangrijk deel van het productierisico op te vangen. Op de eerste plaats zou zoals thans ook in de practijk geschiedt de betrokken producent een deel van de productiekosten op zich moeten nemen, gesteund door een systeem waarbij de afnemers eveneens een belangrijk deel van het productierisico dragen, terwijl het laatste risico dan door het vorenvermelde financieringsorgaan zou kunnen worden overbrugd. Maar een dergelijk plan, dat uitgaat van een be scheiden jaarlijkse continuïteit van drie of vier speelfilms, zou, zoals trouwens welk ander plan ook, slechts verwezenlijkt kunnen worden, indien er een rede lijke kans zou bestaan op amortisatie van de productiekosten van deze films, Onder de huidige omstandigheden is deze kans wel heel gering. Immers alleen van een film, die een uitzonderlijk financieel succes is, kunnen de productie kosten worden geamortiseerd nadat deze film aan omzet- en vermakelijkheids belasting een bedrag heeft opgebracht, tweemaal zo hoog als haar totale pro ductiekosten.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 110