123 b. een voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Bedrijfsreglement ter zake ener aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films; c. een voorstel van het Hoofdbestuur tot het vaststellen van een nieuw be- drijfsbesluit deviezenregeling. Het spreekt vanzelf, dat het voorstel onder a van bijzondere betekenis was voor de leden iit, de hoofstad des lands. Het werd' derhalve aan een uitvoerige bespreking onderworpen, en ten slotte zij het met enkele amenderingen, mede op voorstel van het Bestuur volledig geaccepteerd, daar de leden liet als een organisatorisch belang beschouwden om de tegenstellingen tussen verhuurders en exploitanten op het gebied van de filmhuurcondities te over bruggen. De overige voorstellen, sub b betreffende de variététoeslag en een wijziging van een bepaling betreffende de Bondsarbitrage,, alsmede sub c betreffende het verlengen van het besluit Deviezenregeling, ontmoetten geen principiële be zwaren van onze kant, behoudens dat de Afdeling Amsterdam voorstelde om aan de gewijzigde bepaling in artikel 10 toe te voegen: „alsmede van even tueel uit anderen hoofde door exploitant en verhuurder overeen te komen aftrekposten". Gezien de toelichting van het Hoofdbestuur betekende naar onze mening de schrapping van de woorden: „exclusief toeslag voor variété" niet. dat onder opbrengst in den vervolge uitsluitend moet worden verstaan de bruto-recette onder aftrek van vermakelijkheidsbelasting en omzet belasting, daar exploitant en verhuurder de vrijheid hebben, bij de berekening van de filmhuur een vergoeding voor variétékosten van de recette (bruto- ontvangsten) af te trekken. Zij zouden dan echter met de voorgestelde redactie van artikel 10, tweede alinea, in strijd komen. Derhalvr was het beter om ook reglementair de moge lijkheid open te laten, dat partijen eventueel overeenkomen, dat een vergoeding voor variétékosten van de bruto-recette mag worden afgetrokken. (De Ledenraad nam dit amendement in enigszins gewijzigde vorm over.) Ik meen mij ontslagen te mogen achten van de taak om aan de inhoud en de betekenis van de reglementswijzigingen, welke met enkele kleine wijzigingen door de Ledenraad werden aangenomen, een nadere beschouwing te wijden, aangezien daaraan zeker uitvoerig aandacht zal worden besteed in het jaar verslag van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Zij opgemerkt, dat naar onze mening de exploitanten terwille van de orga nisatorische- en bedrijfsvrede een aanzienlijk offer hebben gebracht, door tege moet te komen aan de wensen van de leden-filmverhuurders, weshalve de ver wachting mag worden uitgesproken, dat deze concessies niet zullen leiden tot nieuwe eisen van verhuurderszijue. Tenslotte werd op 16 December een buitengewone ledenvergadering ge houden, waarin de aandacht werd gevestigd op de per 1 Januari 1954 te verwach'en loons- en huurverhogingen en andere kostenstijgingen. De leden waren unaniem van mening, dat het bioscoopbedrijf wat de entree prijsheffing betreft, aanzienlijk ten achter ligt bij het buitenland en dat onder de invloed van de te verwachten kostenstijgingen een entreeprijsverhoging alsnog noodzakelijk zou zijn, voorzover niet reeds prijscorrecties waren toe gepast. Voorts werd erop gewezen, dat er tussen gelijkwaardige zaken niet te moti veren entreeprijsverschillen bestonden, welke in gezamenlijk overleg zouden behoren te worden gecorrigeerd. Besloten werd een advies in deze richting aan alle Amsterdamse leden te doen uitgaan. Voorts werd besproken een eventuele sluiting van alle bioscopen op de Oudejaarsavond.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 127