Afdeling 's Gravenhage
125
TJET verenigingsjaar 1953, waarin door de Afdeling drie algemene vergade-
ringen werden gehouden, kenmerkte zich door een iet? grotere-activiteit dan
de voorgaande jaren.
Op de in 1953 gehouden jaarvergadering werden de volgens rooster aftredende
Bestuursleden S. Barnstijn, C. J. Blad, A. J. A. Huyser en J. J. H. H. Tapke
Lokenberg bij acclamatie in hun functies herkozen, waardoor het Bestuur ge
durende het verenigingsjaar als volgt bleef samengesteld:
G. M. Th. Gielisse. Voorzitter; C. J. Blad, Vice-Voorzitter; A. J. A. Huyser,
Penningmeester; R. Uges Jr„ Secretaris; S. Barnstijn, W. F. Dubbeldeman en
J. J. H. H. Tapke Lokenberg leden.
Bij besluit van de Algemene Ledenvergadering van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond vond een zeer belangrijke verandering plaats in de samenstelling van de
Afdelingsraad. In de boezem van deze Raad had men het namelijk steeds een zeer
m-n¥ fout aevonden. dat de Hoofdhestuursleden-exploitanfen neen lid van de
Raad konden zijn. Het zo hoog nodige contact tussen de Afdelingsraad en de
leden-exploitanten van het Hoofdbestuur was op deze wijze niet voldoende ge
waarborgd. Door de aanneming van het concept van wijzigingen werd deze
mogelijkheid geschapen en werd tevens het aantal vertegenwoordigers van elke
afdeling gebracht van twee op drie. waarbij bovendien werd bepaald, dat de
Voorzitter van een afdeling automatisch lid wordt van de Afdelingsraad. Zo
doende was onze Afdeling in de Afdelingsraad vertegenwoordigd door de heren:
G. M. Th. Gielisse, A. A. Huyser en S. Barnstijn. Laatstgenoemde heer ver
tegenwoordigde de Afdling ook in de Ledenraad.
In de op Donderdag 16 April 1953 gehouden Jaarvergadering werd het Ad-
vertentiebesluit na een kleine wijziging wat betreft de grootte der extra-adver
tenties wederom voor één jaar verlengd. Hierbij werd) het verbod gehandhaafd,
dat de door de leden te plaatsen extra-advertenties niet aeplaatst mochten
worden op dezelfde pagina als waarop het bloc zich bevond. Zowel in de Afde
ling Amsterdam als Rotterdam had men dit verbod opgeheven, zodat door het
plaatsen van de extra-advertenties de grootte van het bloc kon worden verkleind.
Deze situatie zou echter in Den Haag ten gevolge hebben, dat ondanks de waar
devermindering van het adverten?iebloc, toch niet elk lid zijn extra-advertentie
op dezelfde pagina zou kunnen plaatsen. Tevens zag men in, dat de waarde
vermindering van het advertentiebloc het ernstigste zou drukken op die leden,
die niet gewend zijn wekelijks extra-advertenties te plaatsen.
In de loop van het verenigingsjaar besprak het Afdelingsbestuur een dergelijke
verandering nog enige malen, doch kon niet tot een definitief voorstel komen
tot wijziging van het Advertentiebesluit.
In het afgelopen verenigingsjaar werden wederom besprekingen gevoerd met
de gemeente 's-Gravenhage betreffende verlaging der vermakelijkheidsbelasting,
zonder dat echter enig resultaat werd bereikt. De verhouding tussen gemeente
en regering vormde hierbij een ernstig struikelblok. Het was daarom toe te
juichen, dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken in samenwerking met het
Ministerie van Economische Zaken besloot een onderzoek in te stellen naar de
rentabiliteit van het Nederlandse bioscoopbedrijf, waarbij de toezegging werd
verkregen, dat mocht dit rapport aantonen, dat in het bedrijf geen buitensporige
winsten meer werden verkregen, de Minister bereid was de gemeenten op het
terrein van de vermakelijkheidsbelasting meer de vrije hand te laten. Juist vóór
de jaarwisseling deed de Minister van Binnenlandse Zaken een circulaire aan
de gemeentebesturen uitgaan, waarin hij tot uiting bracht, dat de omstandigheden