Bij deze bespreking was eveneens aanwezig een vertegenwoor diger van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het Hoofd bestuur werd vertegenwoordigd door de heren M. P. M. Vermin, S. Croeze, Joh. Miedema, W. K. G.van Royen, C. S. Roem, R. Uges Jr. en de Bondsdirecteur. Tijdens dit langdurige onderhoud is het vraagstuk van de vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen in zijn gehele omvang ter sprake gekomen. De conferentie resul teerde in een voorstel tot nader overleg tussen de vertegenwoor digers van de betrokken ministeries en het Hoofdbestuur tot in stelling van een algemeen rentabiliteitsonderzoek van het bedrijf. Het Hoofdbestuur heeft de Minister van Binnenlandse Zaken hierop doen weten dat het aan zulk een onderzoek zou medewerken. Vervolgens hebben een aantal besprekingen plaats gehad tussen vertegenwoordigers zowel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken als van Economische Zaken, alsmede van de accountants dienst van laatstgenoemd Ministerie en vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarna aan de accoun tantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken opdracht is gegeven een onderzoek in te stellen naar de rentabiliteit over 1951/1952 en de daling van de bezetting sedert 1947 van een 62 tal bioscoopbedrijven, waarbij in overleg met het Ministerie, de Bond en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten er naar ge streefd is een overzicht te verkrijgen van de'meest representatieve bedrijven in de verschillende groepen met een zo groot mogelijke geografische spreiding. Tegen het eind van de maand Juli is dit rapport aan het Ministe rie van Economische Zaken uitgebracht. De gevolgen van het rapport hebben geruime tijd een punt van overleg en bespreking uitgemaakt. Het verontrustte het Hoofdbestuur echter, dat het om trent de gevolgtrekkingen niets naders mocht vernemen, hetgeen het Hoofdbestuur met temeer zorg vervulde naarmate de omstan digheden waaronder, het film- en bioscoopbedrijf in ons land moet worden uitgeoefend ongunstiger werden en vele plannen met be trekking tot de ontwikkeling van het film- en bioscoopbedrijf door de excessieve belastingheffing niet konden worden uitgevoerd of bij hun verwezenlijking belemmering ondervonden. Het Hoofdbestuur meende zich daarom te mogen veroorloven de Minister van Binnenlandse Zaken te verzoeken het vraagstuk van de vermakelijkheidsbelasting tot een spoedige oplossing te willen brengen en het Hoofdbestuur nogmaals voor een nader onderhoud te willen ontvangen. Tegen het eind van het verslag jaar, namelijk op 28 December/ ontving het Hoofdbestuur in ant woord op deze brief een uitvoerig schrijven van de Minister van Binnenlandse Zaken, waarbij deze aan het Hoofdbestuur het rap port van de accountantsdienst ter kennisneming deed toekomen. De Minister deelde het Hoofdbestuur mede, dat hij de gemeenten 13

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 12