Filmbelangstelling XJET filmbezoek, dat na 1946 constant gedaald was, heeft in het verslagjaar een stijging te zien gegeven, die evenwel slechts van zeer geringe betekenis was. In 1947 bedroeg het filmbezoek nog 90 van dat in 1946, in 1948 was dit percentage reeds gedaald tot 84,6, in 1949 daalde het verder tot 73,1, in 1950 tot 72,1, in 1951 tot 71,6 en in 1952 tot 71,1, terwijl in 1953 het filmbezoek 71,8% bedroeg van het bezoek iii het basisjaar. In de drie grote steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam daalde het aantal bezoeken gedurende 1953 zelfs nog met 0,7 ten opzichte van 1952 en met 32,3 ten opzichte van 1946. In de rest van het land daarentegen vertoonde het aantal bezoeken gedu rende 1953 in verhouding tot het jaar 1952 een toename van 2,- ten opzichte van 1946 bedroeg de achteruitgang echter nog 25,3 Het aandeel van de bioscopen buiten de drie grote steden in het totale filmbezoek gaf hierdoor in 1953 wederom een kleine stijging te zien ten opzichte van de voorafgaande jaren: het bedroeg 61,- tegenover aandelen van respectievelijk 60,4%; 59,3%; 58,-%; 58,4%; 58,5%; 58,3%) en 58,6% in de jaren 1952; 1951; 1950; 1949; 1948; 1947 en 1946. 18

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 17