Culturele Arbeid D,] E culturele aspecten van het Nederlandse film- en bioscoop bedrijf werden ook in 1953 niet verwaarloosd. Maar hoewel het filmwezen ten gevolge van het spectaculaire karakter van de film meer dan welke andere tak van het culturele bedrijf in de openbaarheid treedt, zijn de wegen en middelen waarlangs en waarmede de bedrijfsorganisatie er naar streeft de culturele en sociale functies van de film in de Nederlandse gemeenschap tot haar recht te laten komen niet bepaald spectaculair en voor niet- ingewijden veelal niet te onderkennen. Misschien is dit wel een van de redenen waarom het film- en bioscoopbedrijf soms met zoveel wanbegrip te kampen heeft gehad. In de regel hebben slechts de genen, die dit bedrijf nader hebben leren kennen en om een of andere reden een vergelijkende studie hebben kunnen maken van de organisatievormen van het filmwezen in het buitenland, vol doende inzicht in de mogelijkheden om commerciële noodzaak en algemene culturele en sociale belangen in balans te houden. Maar zelfs de ergste die-hards zijn zo langzamerhand tot het besef ge komen, dat „alle pogingen om het artistieke niveau van de film te verheffen, niet op de laatste plaats een economisch probleem weer geven". Dat de fiscale discriminatie van de film ten opzichte van andere vormen van kunst in absolute tegenstelling staat tot alles waarnaar met het oog op een „kunstzinnige sanering" van de film wordt gestreefd, behoeft in dit verband wel nauwelijks te worden opgemerkt. Aan het in Maart 1953 te Parijs gehouden Internationaal Con gres voor Korte Documentaire en Culturele Films werd ook door een onzer leden filmverhuurders, n.1. de heer D. van Leen uit Wassenaar deelgenomen. Dit congres, dat voorbereid was dooi de Association Francaise du Congres International des Films Educatifs, Documentaires et de Court Métrage onder voorzitter schap van de Minister van Handel en Nijverheid en onder be schermheerschap onder meer van de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Onderwijs heeft, zich ernstig bezig gehouden met de bestudering van de productie (in het bijzonder de co-productie) en de distributie van korte films. Culturele Advies-Commissie De ingevolge een besluit van het Hoofdbestuuu op 18 Februari 1946 geïnstalleerde Culturele Advies-Commissie, welke tot taak heeft dit College van voorlichting te dienen met betrekking tot al hetgeen, dat kan strekken tot culturele verheffing van het be drijf, bleef in het verslagjaar samengesteld als volgt:

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1953 | | pagina 27