rin
s
de door de buitenlandse producent gegeven instructies, waardoor
het uitbrengen van de film in kwestie werd vertraagd. Aangezien
door de exploitant op deze mededeling niet werd gereageerd nam
de filmverhuurder aan, dat hij zich daarbij had neergelegd. Hij
bood bovendien aan de film ondanks het expireren van het ver
toningscontract alsnog te leveren. Het lid-exploitant stelde zich
hiertegenover op het standpunt, dat het hem niet bekend was dat
■n de film in opdracht van de Amerikaanse producent verande-
ingen moesten worden aangebracht. Hij verklaarde dat hem uit
buitend mondeling was medegedeeld, dat de premièredatum in
opdracht van New York moest worden uitgesteld. Hij was echter
van mening, dat dit een interne kwestie was tussen de filmver
huurder en zijn buitenlandse leverancier, waarmede de afnemer
niets uitstaande had. Daar hij geen prijs meer stelde op levering
van de film, eiste hij een schadevergoeding.
De Commissie overwoog in haar uitspraak, dat het lid-exploitant
in gebreke was gebleven de filmverhuurder tijdig voor de expiratie
van het vertoningscontract te sommeren de betrokken film alsnog
te leveren en dat onder deze omstandigheden het vertonigscontract
geacht moet worden stilzwijgend te zijn verlengd. Voorts kwam
de Commissie tot de conclusie, dat toen het lid-exploitant niet
reageerde op de mededeling van de kant van de verhuurder, dat
de première-vertoning in opdracht van Amerika moest worden
uitgesteld, terecht door de verhuurder werd aangenomen, dat het
lid-exploitant zich hierbij had neergelegd. Tenslotte stelde zij vast,
dat gezien de stilzwijgende verlenging der vertoningsovereenkomst
alsnog levering van de film gevorderd zou kunnen worden, doch
aangezien het lid-exploitant, niet bereid was de film thans nog af
te nemen, werd zijn eis tot schadevergoeding, als zijnde ongegrond,
afgewezen.
Een ander geschil, aanhangig gemaakt door een donateur contra
een lid-exploitant, had betrekking op een weigering van het lid-
exploitant om een hoeveelheid aan hem geleverde goederen te be
talen, omdat hij deze betaling wenste te compenseren met een
vordering, welke hij uit andere hoofde op de betrokken donateur
meende te hebben. De Commissie stelde in haar vonnis vast, dat
van een dergelijke compensatie geen sprake kon zijn, omdat het
hier ging om twee geheel afzonderlijk transacties-waartussen geen
enkel oorzakelijk verband bestond. Het lid-exploitant werd dan
ook veroordeeld de aan hem geleverde goederen te betalen.
Een volgend geschil, aanhangig gemaakt door een lid-exploitant
contra een lid-filmverhuurder, handelde over het niet tijdig leveren
van een gecontracteerde film. Het lid-filmverhuurder voerde aan,
wegens het onverwacht grote succes van de betrokken film in de
onmogelijkheid te hebben verkeerd zich te houden aan de over-
39
111